De ACM wil dat telecomproviders ook in de toekomst zoveel mogelijk identiteitsinformatie over bellers meezenden tijdens een 112-gesprek. Het alarmnummer moet altijd bereikbaar zijn via alle technieken die ook gebruikt worden voor normale telefoongesprekken.
De ACM heeft nieuwe beleidsregels opgesteld voor het bereik van alarmnummer 112, als voorbereiding op nieuwe, opkomende technologie. De mobiele gesprekken naar 112 lopen nu nog vooral via 2g en 3g, maar verlopen naar verwachting van de ACM in de toekomst vaker over 4g, 5g en wifinetwerken. De ACM heeft de beleidsregels opgesteld 'om te verduidelijken dat het alarmnummer in de toekomst ook via deze nieuwe technieken bereikbaar moet zijn'.
In de beleidsregels staat dat 112 bereikbaar moet blijven op alle manieren waarop burgers ook andere gesprekken kunnen voeren. "Als een telecomaanbieder bijvoorbeeld ‘bellen via wifi’ aanbiedt, moet dat ook gebruikt kunnen worden om 112 te bellen", schrijft de toezichthouder.
De ACM schrijft in de beleidsregels ook welke gegevens telecomaanbieders moeten meesturen tijdens een 112-gesprek. Dat zijn locaties van zendmasten waarmee het toestel verbinding maakt, informatie over het toestel en 'de identiteit van de beller', en locatiegegevens. Dat is alleen nodig als die informatie ook daadwerkelijk beschikbaar is. In het geval van locatiegegevens gaat het om data die via Advanced Mobile Location wordt verstuurd. Dat is een technologie die vorig jaar door providers werd ingevoerd.
De ACM schrijft een volgorde voor die providers moeten gebruiken om telefoontjes naar 112 te verbinden. Die hebben te maken met de verschillende soorten informatie die via de verschillende communicatiemethodes wordt meegestuurd. Bij die volgorde wordt rekening gehouden met welke techniek de meeste gegevens kan meesturen.
Het gaat voorlopig nog om een concept van de nieuwe beleidsregels. Providers hebben tot 23 juni om daarop te reageren. De ACM wil de regels per 1 januari volgend jaar laten ingaan. Dat gebeurt met een wijziging van de Telecommunicatiewet.