De verplichting voor internetplatforms om geüpload materiaal te filteren op auteursrechtelijk beschermd materiaal, is niet in strijd met enkele Europese grondrechten. Dat geeft de Council Legal Service aan, een orgaan van de EU dat juridisch advies geeft over wetgeving.
In een officieel document heeft de Council Legal Service antwoord gegeven op eerder gestelde kritische vragen van zes EU-lidstaten over het uploadfilter. Deze lidstaten, waaronder Nederland en België, vroegen zich af of deze verplichting voor internetplatforms als YouTube en Facebook om uploads te filteren wel in lijn is met de vrijheid van meningsuiting, het recht op privacy en de vrijheid van ondernemerschap. Volgens het adviesorgaan is dat het geval, en daar waar er een grondrecht deels wordt beperkt doordat er materiaal onterecht zou worden geblokkeerd, is dat geoorloofd omdat de inbreuk niet disproportioneel zou zijn.
De Council Legal Service benadrukt dat het filteren puur ziet op auteursrechtelijk beschermd materiaal; dat zou leiden tot een aanzienlijke verkleining van de kans dat er legale content wordt geblokkeerd. Het adviesorgaan erkent wel dat nog steeds de mogelijkheid bestaat dat rechtenvrij materiaal onterecht wordt geblokkeerd, op het moment dat de content niet goed wordt geïdentificeerd of gescand.
Dit zou dan kunnen leiden tot een aantasting van de vrijheid van meningsuiting en de informatievrijheid, maar volgens het adviesorgaan wordt dit ondervangen door de verplichting voor internetplatforms om een klachtenprocedure in te stellen, zodat een onterechte blokkade via die weg ongedaan kan worden gemaakt. Op die manier is er volgens het adviesorgaan een goede balans tussen het eigendomsrecht van rechthebbenden en de vrijheid van meningsuiting van uploaders.
Daarnaast is er volgens het adviesorgaan ook geen risico op de schending van de privacy van uploaders bij het instellen van een filtersysteem. Er zou geen enkele verplichting zijn om andere data dan het geüploade materiaal te controleren; zo is er geen sprake van het controleren van de identiteit van de uploader, zijn ip-adres, of de datum, tijd of locatie van de upload.
In het document wordt ook gesteld dat de filtersystemen geen enorme last voor de internetplatforms vormen. Het is vooral aan de rechthebbenden om duidelijk te maken wat geïdentificeerd moet worden door internetplatforms. Een internetplatform als YouTube hoeft niet te bepalen of illegale content is geüpload; het videoplatform hoeft alleen te kijken om wat voor content het gaat en mag zelf kiezen op welke manier de content wordt gescand. Omdat de rechthebbenden data en filterregels moeten aanleveren om het materiaal te kunnen beoordelen, delen zij in de kosten van het toegepaste filtersysteem, zo denkt het adviesorgaan.
Bits of Freedom is kritisch op de beantwoording van het Council Legal Service. De belangenorganisatie vindt dat een geautomatiseerd uploadfilter niet in staat is de context van een upload te herkennen, waardoor er toch onverhoopt heel wat legale content kan worden geblokkeerd. Bits of Freedom geeft het voorbeeld van een parodie. De organisatie omschrijft het blokkeren daarvan als een grote inbreuk op de vrijheid van meningsuiting. Ook vindt BoF de oplossing van een klachtenprocedure onvoldoende; dat neemt volgens de organisatie het probleem niet weg. Verder vindt Bits of Freedom dat er niet duidelijk wordt gemaakt hoe er voorkomen kan worden dat er materiaal zonder toestemming wordt geüpload.
Het gaat hier specifiek om artikel 13 van een voorstel om te komen tot een Europese auteursrechtrichtlijn. De daarin opgenomen verplichting voor aanbieders om te voorkomen dat er op hun platforms auteursrechtelijk beschermd materiaal wordt geplaatst, ziet specifiek op platforms zoals YouTube en Facebook, en niet op isp's. In de Europese regelgeving wordt onderscheid gemaakt tussen deze contentproviders en providers die echt toegang tot het internet verschaffen. De nieuwe regels zien op eerstgenoemde categorie van aanbieders, die officieel internet society service providers worden genoemd.