Finse onderzoekers van het Finse Meteorologische Instituut hebben een plan ontwikkeld om de asteroïdengordel tussen Mars en Jupiter te onderzoeken, door er vijftig nanosatellieten heen te zenden die worden aangedreven via het opvangen van de protonen in zonnewind.
De onderzoekers willen de naar schatting 1,1 tot 1,9 miljoen rotsblokken in de asteroïdengordel bestuderen met nanosatellieten. Deze zogeheten Asteroid Touring Nanosat Fleet moet tot 100 km van de asteroïden komen en metingen uitvoeren met spectrometers en 4cm-telescopen. Zodoende willen de onderzoekers gegevens over de chemische samenstelling en foto's verzamelen van meer dan 300 van de grootste en interessantste rotsblokken in de gordel. Na ruim 3 jaar te hebben rondgevlogen in de gordel, zouden de sondes kunnen terugkeren naar de aarde, waar de data kan worden uitgelezen en onderzocht. Hierdoor zijn er geen grote antennes voor de dataoverdracht nodig.
De nanosatellieten worden aangedreven door zogeheten E-sails, die aan de kleine sondes worden bevestigd. Dat is een technologie die in 2006 door een van de huidige onderzoekers, Pekka Janhunen, is voorgesteld. Voor deze aandrijvingstechnologie wordt zonnewind gebruikt. De geladen deeltjes van de zonnewind, waaronder protonen, worden opgevangen door een elektrisch geladen aluminium draad met een lengte van 20 kilometer.
De theorie is dat de draad positief geladen wordt. Als er dan positief geladen deeltjes, protonen, als onderdeel van de zonnewind op de draad botsen, dan stoten de positief geladen deeltjes in de draad en de protonen uit de zonnewind elkaar af. De inkomende protonen dragen dan hun momentum over, wat zorgt voor de aandrijving. De draad draait om een centraal punt heen, en door de positie hiervan te veranderen ten opzichte van de zon, kan de nanosatelliet de mate van aandrijving en de richting controleren.
Het idee is dat een nanosatelliet van 5 kilogram met een draad van 20 kilometer een acceleratie van 1 mm/s² behaalt; uiteindelijk leidt dat tot een aanzienlijke snelheid waardoor de asteroïdengordel in iets meer dan drie jaar kan worden bereikt. Via deze technologie kunnen ruimtevaartuigen in theorie in tien jaar de heliopauze bereiken, de uiterste grens van ons zonnestelsel. De Voyager 1-ruimtesonde bereikte dit gebied in 2012, 35 jaar na zijn lancering. Deze theorie van een E-sail wordt op dit moment getest, onder meer door NASA, die het HERTS-concept heeft ontwikkeld op basis van de theorie van Janhunen.
Volgens Janhunen zijn asteroïden heel divers en hebben we er tot nu toe nog maar een klein aantal van kunnen bekijken van een korte afstand. Om meer te weten te komen over asteroïden, is er volgens hem meer onderzoek nodig. Janhunen denkt dat het gebruik van kleine ruimtevaartuigen, zoals de voorgestelde nanosatellieten, de enige financieel haalbare manier is om een groot aantal asteroïden te kunnen bestuderen. De Asteroid Touring Nanosat Fleet zou in totaal 60 miljoen euro moeten gaan kosten.
De onderzoekers hebben hun studie dinsdag gepresenteerd in Riga, tijdens de European Planetary Science Congress. De paper is gepubliceerd onder de titel Asteroid touring nanosat fleet with single-tether E-sails.
Animatie van NASA van het HERTS-concept, dat bestaat uit een aantal elektrisch geladen draden die vanuit één punt een cirkel vormen.