Een maand geleden hebben we de prestaties van tien generaties Intel-processors met elkaar vergeleken door alle processors op een vaste kloksnelheid zonder turbo in te stellen en slechts één core te activeren. Ook het geheugen hielden we zoveel mogelijk gelijk geklokt, zodat we de resultaten en de ipc, of de instructions per cycle, eerlijk konden vergelijken. Dat deden we aan de hand van vrijwel uitsluitend synthetische benchmarks. Zo isoleerden we zoveel mogelijk de rekenkracht van de processors en lieten we andere factoren voor zover haalbaar geen invloed uitoefenen, zoals het moederbord, het geheugen of de i/o naar bijvoorbeeld de ssd.
Nu AMD zijn nieuwe Zen-architectuur met de Ryzen 7-processors heeft uitgebracht en de torenhoge verwachtingen goeddeels heeft waargemaakt, is het tijd om ook de verschillende generaties AMD-processors aan een vergelijkbare ipc-test te onderwerpen. Daarvoor hebben we twaalf processors uitgezocht, die de periode van 2008 tot 2017 bestrijken.
Tijd om te kijken dus of het AMD wat ipc betreft beter vergaan is dan Intel. Laatstgenoemde liet bij elke processorgeneratie slechts beperkte, incrementele verbeteringen zien. AMD had natuurlijk, zoals bekend, wat goed te maken op het vlak van prestaties per klok en compenseerde dat in het verleden vooral door meer cores en hogere kloksnelheden te bieden. Met een ipc-vergelijking, waarbij we slechts één core op een vaste kloksnelheid van 3GHz inzetten, blijft van die tactiek logischerwijs weinig over. Met Zen is AMD echter aardig bijgekomen, maar de weg naar de huidige prestaties ziet er totaal anders uit dan bij Intel.