Het Amerikaanse leger wijst doelen voor drone-aanvallen aan op basis van informatie van de NSA, die op zijn beurt vaak metadata en trackingtechnologie inzet om de locatie te achterhalen. De identiteit van het slachtoffer zou niet nader geverifieerd worden.
Dat claimt The Intercept op basis van gesprekken met een voormalige Drone-beheerder van het Joint Special Operations Command. Het bericht zou ondersteund worden door documenten van klokkenluider Snowden en door uitlatingen van een voormalige beheerder van sensoren voor drones van de Amerikaanse luchtmacht.
De NSA zou de locatie van sim-kaarten en toestellen van verdachte terroristen bepalen, waarna de CIA en het Amerikaanse leger tot nachtelijke aanvallen en drone-bombardementen overgaan. Soms zou uitsluitend op basis van het geolocatieprogramma, dat intern als Geo Cell bekend zou staan, tot aanvallen besloten zijn, zonder dat verder werd geverifieerd of de simkaart of de telefoon daadwerkelijk in het bezit was van de verdachte. Ook zou de locatie soms slechts op basis van activiteit van de sim-kaart en andere metadata bepaald worden en niet op basis van de inhoud van gesprekken.
Probleem zou zijn dat de verdachten zoals Taliban-leiders de tactiek van de NSA doorhebben en soms tot wel 16 verschillende simkaarten gebruiken, die dan onder diverse personen worden verspreid. Ook zouden verdachten al dan niet bewust simkaarten en toestellen uitlenen aan derden. Hierdoor zijn onschuldigen gedood bij aanvallen, claimt de voormalige Drone-beheerder. De praktijk zou in strijd zijn met uitlatingen van president Obama, die in antwoord op kritiek over de inzet van drones verklaarde dat de operaties uiterst zorgvuldig worden voorbereid.