Het is deze week tien jaar geleden dat Apple de eerste iMac op de markt bracht. Het desktop-systeem wist beeldscherm en computer op een succesvolle manier te integreren, waardoor Apple een comeback wist te maken.
De ontwikkeling en de introductie van de eerste iMac in augustus 1998 was het directe gevolg van de terugkeer van topman Steve Jobs. De iMac G3, draaiend op een 233MHz Powerpc-cpu, was in feite een desktopversie van de Powerbook G3 en uitgerust met een 15" crt-beeldscherm. Het weglaten van een floppydrive en legacy-interfaces als parallele en seriële poorten werd destijds als revolutionair bestempeld. De iMac was wel voorzien van twee usb-poorten, 10/100Mps Ethernet en een cd-rom-drive. Steve Jobs vond het verder niet nodig om zijn in 'Bondi Blue'-gekleurde computer uit te rusten met een resetknop. Ook werd de iMac, tot weerzin van veel Windows-gebruikers, geleverd met een één-knops muis. Als OS werd Mac OS 8.1 geïnstalleerd.
Mede dankzij de snelle opkomst van internet - de 'i' in de merknaam staat voor 'internet' - en de eenvoudige gebruikersinterface bleek de iMac al snel een succesnummer. Er verschenen zelfs een serie klonen van fabrikanten die een graantje probeerden mee te pikken. In 1998 wist Apple na jaren verlies te hebben gemaakt een winst van 414 miljoen dollar in de boeken te schrijven. De iMac G3 kreeg diverse upgrades en, geheel in stijl met het trendy imago dat Apple wenst uit te stralen, verscheen de computer in diverse kleurstellingen. Een nieuwe iMac kon niet uitblijven en de productie van de G3 werd in juli 2001 gestaakt.
De iMac G4, die het volhield tot 2004, maakte in 2002 opnieuw een einde aan een tot dan toe veel toegepaste technologie: het crt-beeldscherm. Tezamen met een opvallend compacte behuizing werd de G4 getooid met een kantelbaar lcd-scherm. De op een bureaulamp gelijkende verschijning was bovendien uitgerust met het nieuwe besturingssysteem OS X en het gebruiksvriendelijke iLife-softwarepakket.
In augustus 2004 werd door Apple de G5 geïntroduceerd. De fabrikant wist het alles-in-één-ontwerp nog compacter te maken door de hardware grotendeels achter het lcd-scherm te plaatsen. Bovendien maakte Apple in 2006 de overstap van IBM-processors naar Intel x86-cpu's. Zo verscheen na verloop van tijd de vierde generatie iMac, die waren uitgerust met zuinige en snelle Core 2 Duo-processors. Ook kwam er een 24"-model op de markt.
De huidige generatie iMac, waarbij de behuizing gemaakt is van geanodiseerd aluminium, werd in augustus 2007 gepresenteerd. Apple besloot het 17"-model te schrappen en voortaan alleen iMacs met 20"- en 24"-beeldschermen te verkopen. Door het gebruik van aluminium voor de behuizing en een glasplaat voor het beeldscherm moet de computer eenvoudiger te recyclen zijn.
Ondanks het succes van de iMac kreeg het concept van een alles-in-één computer in de loop der jaren de nodige kritiek. Zo zou Apple een te hoog prijspeil hanteren, iets wat de fabrikant zich leek aan te trekken door een 999 euro kostend instapmodel te lanceren. Bovendien zijn de iMacs door de hoge mate van systeemintegratie lastig te upgraden, waardoor de consument min of meer is gedwongen om het gehele systeem te vervangen. Dit laatste kritiekpuntje lijkt echter weinig invloed te hebben op de iMac-familie; al tien jaar lang kent de compacte desktop-computer een grote schare uiterst trouwe fans en het ziet er niet naar uit dat Apple bang moet zijn dat zij zich snel van het merk zullen vervreemden.