Nederlandse opsporingsdiensten mogen in de toekomst ook commerciële DNA-databanken gebruiken voor coldcaseonderzoeken. De rechtbank heeft daar toestemming voor gegeven. Bij een proef gaat het om Amerikaanse, commerciële bedrijven voor genealogisch onderzoek.
Het Nederlands Forensisch Instituut begint een proef, samen met het Openbaar Ministerie en de politie. Tijdens die proef kijkt het NFI of het DNA-gegevens bij commerciële bedrijven kan laten vorderen om twee coldcasemoordzaken op te lossen. Het gaat om de Limburgse Heuvelmoord uit 2014 en de moord op een vrouw in 2013 in de Maastrichtse Pietersplas. Bij beide moordzaken is er veel DNA verzameld, maar geen dader gevonden.
Het NFI wil nu gaan kijken of het commerciële DNA-databanken kan gebruiken om te achterhalen wie de mogelijke dader is, of wie daar mogelijk familie van is. Het NFI wil daarvoor aankloppen bij twee bedrijven, die niet bij naam worden genoemd. Die zitten beide in Amerika. "Het overgrote deel van de personen in deze databanken heeft een Noordwest-Europese herkomst, waardoor ze ook goed bruikbaar zijn voor Nederlandse strafzaken", schrijft het NFI.
Twee van de bekendste en meestgebruikte commerciële DNA-analysebedrijven zijn 23AndMe en Ancestry. Die bedrijven maken het mogelijk DNA in te sturen. Daarmee kunnen klanten genealogisch onderzoek doen of kijken of zij mogelijk vatbaar zijn voor erfelijke afwijkingen. Tweakers nam in 2019 een podcast op met een werknemer die zich op die manier had laten testen.
Door de resultaten op te vragen bij die databanken, hoopt het NFI een match te vinden met het DNA van de plaatsen-delict. Het kan dan bijvoorbeeld zijn dat er een familielid wordt gevonden van een mogelijke dader. Als dat gebeurt, moet het Openbaar Ministerie nog een stamboomonderzoek doen waarmee het moet bewijzen dat een DNA-match overeenkomt met een daadwerkelijk familielid.
Het gaat voorlopig om een pilot, stellen de opsporingsdiensten. Voor die specifieke pilot in deze twee zaken heeft de rechtbank in Limburg toestemming gegeven voor het opvragen van de gegevens. "We proberen met deze pilot inzicht te krijgen in de wijze waarop deze opsporingsmethode in de toekomst in Nederland kan worden ingezet en welke zaken hiervoor nog meer in aanmerking kunnen komen. Mogelijk volgen binnen deze pilot nog meer zaken", schrijft het NFI.
Volgens de opsporingsdiensten is er veel aandacht besteed aan de privacyaspecten. "De vergelijkingen vinden uitsluitend plaats met DNA-profielen van mensen die hiervoor expliciet vooraf toestemming hebben gegeven aan de databank", schrijft het NFI, maar daarbij moet worden opgemerkt dat toestemming bij de meeste commerciële DNA-databanken automatisch wordt afgegeven als iemand met de dienst in zee gaat.
Verder zegt het NFI dat de DNA-profielen 'eenmalig vergeleken worden met die van de deelnemers die daarvoor toestemming hebben gegeven'. Daarna worden de gegevens verwijderd, maar ook daar moet een kanttekening bij worden gemaakt. Toen het Openbaar Ministerie in 2012 voor het eerst een DNA-verwantschapsonderzoek opzette, overtrad het direct de controversiële Wet DNA-verwantschapsonderzoek toen het de DNA-monsters niet direct verwijderde. De wet werd in 2012 aangenomen en in dat jaar ook ingezet om de moordzaak rond Marianne Vaatstra op te lossen. Het plan om dergelijk onderzoek via commerciële bedrijven te doen, bestaat overigens al sinds 2020.