Historisch waren GNSS-ontvangers, waar GPS onder valt, voor civiele gebruikers alleen in staat te ontvangen wat bekend staat als de Upper L-Band, in het 1500 MHz-bereik. In de Upper-L Band heeft GPS (Amerikaans) het L1 signaal, Galileo (Europees) heeft E1 en GLONASS (Russisch) heeft G1 welke er voor zorgt dat je een minder nauwkeurige standaard locatiebepalingssignaal krijgt.
De meeste GNSS-ontvangers die alleen de Upper-L Band ontvangen zullen over het algemeen een nauwkeurigheid van ongeveer 3 meter hebben. Echter, sommige, nieuw op de markt verschenen, GNSS-ontvangers kunnen de nieuwste GNSS-signalen afhandelen van de Lower-L Band, weergegeven door L5 in GPS, G3 in GLONASS en E5a en E5b in Galileo. Deze nieuwste signalen worden uitgezonden in het bereik 1100-1200 MHz; zij dringen makkelijker door in structuren, en zijn minder gevoelig voor reflecties mogelijke atmosferische effecten.
In staat zijn om beide banden te ontvangen in een GNSS-apparaat is een groot voordeel, en apparaten die dat doen spreken van een nauwkeurigheid van wel 30 centimeter (in plaats van de oudere 3 meter).
Het eventueel combineren van een GNSS met andere netwerken of overlay services zoals het wat bekendere European Geostationary Navigation Overlay Service (EGNOS) of andere services zoals WAAS, GAGAN, MSAS of SDCM die met behulp van een grondstation een nog nauwkeurigere locatiebepaling kunnen vaststellen. Waarbij met technieken zoals DGPS/RTK dit nogmaals te verfijnen is.
Professionele apparatuur hebben vaak veel van deze technieken gecombineerd om een zo optimaal mogelijke berekeningen te maken van de locatie. Uiteindelijk zou je met de juiste apparatuur en het eventueel aanleggen van een lokaal netwerk de nauwkeurigheid tot centimeters kan worden opgeschroefd. Bij bouwprojecten kan dit bijvoorbeeld worden ingezet op het gebied van grondverzet waarbij de machinist van graafmachines in de cabine op de cm/mm kunnen zien wat ze wel en niet moeten weggraven. Deze gegevens kunnen dan weer doorgestuurd worden en bijgehouden worden in een digital twin/BIM model.
Huidige smartphones kunnen de locatie kunnen de locatie tot 3 à 5 meter nauwkeurig bepalen. Bij de nieuwe chip wordt dat 30 centimeter. De nauwkeurigheid wordt vergroot doordat de chip gebruik maakt van het zogenoemde L5 signaal, dat minder gevoelig is voor vervormingen. Met deze nauwkeurigheid wordt het voor navigatiesoftware zelfs mogelijk om te zien op welke rijbaan je precies rijd en je dus nog preciezer de route kunt bepalen.
Maar terugkomend op dit artikel. Hoe op mars genavigeerd word hier uitgelegd:
https://www.extremetech.c...ives-mars-rover-curiosity
Samengevat zijn er twee manieren waarop Curiosity op het Marsoppervlak kan navigeren: NASA kan een reeks specifieke commando's zenden, die de rover dan uitvoert - of NASA kan Curiosity een doel geven, en er dan op vertrouwen dat de rover autonoom zijn eigen weg daarheen vindt. In beide gevallen worden de commando's aan Curiosity doorgegeven via NASA's Deep Space Network.
[Reactie gewijzigd door jdh009 op 25 juli 2024 13:34]