De NASA heeft een grondig onderzoek naar de mislukte Starliner-missie van eind vorig jaar afgerond. De conclusie is dat softwarefouten en een gebrek aan voldoende toezicht hierbij een belangrijke rol hebben gespeeld. De capsule slaagde er niet in om het ISS te bereiken.
De NASA zegt dat het grote onderzoeken naar de mislukte onbemande Orbital Flight Test-missie van december 2019 heeft afgerond en dat wordt doorgegaan met de voorbereidingen voor een nieuwe poging om het ISS te bereiken. Die nieuwe vlucht zal aangeduid worden met de naam Orbital Flight Test-2, waar overigens nog geen lanceerdatum voor is vastgesteld. Steve Stich, de NASA-manager van het Commercial Crew Program, gaf wel aan dat die lancering waarschijnlijk zal plaatsvinden in het laatste deel van dit jaar, schrijft Spaceflightnow op basis van zijn uitspraken tijdens een persconferentie. Kathy Lueders, eerder deel van het programma en nu de baas van Human Exploration and Operations bij de NASA, gaf aan dat er voortgang wordt gemaakt, maar in tegenstelling tot Stich gaf zij aan dat 'vliegen met Boeing' pas volgend jaar zal plaatsvinden.
Het gaat om een afronding van een drietal onderzoeken waarbij de NASA en Boeing gezamenlijk naar meerdere problemen en onderdelen hebben gekeken. Bij het laatste onderzoek werd gekeken naar een probleem bij de periodieke communicatie vanuit de ruimte naar de aarde, wat het vluchtcontroleteam belemmerde om de Starliner tijdens de missie te controleren en commando's te geven. Ook zou dit issue kunnen leiden tot de belemmering van een betrouwbare stemcommunicatie met eventuele toekomstige astronauten.
Eerder berichtte de NASA al over de twee andere afwijkingen die tijdens een test zijn geconstateerd, waar eerder twee aparte onderzoeken aan gewijd zijn. Dat betrof een probleem met de Mission Elapsed Timer-klok, waarbij Starliner door een fout in de code zijn klok synchroniseerde met de raket, voordat de laatste aftelling was begonnen. Daardoor dacht de capsule dat het zich tijdens de afscheiding van de raket op een ander punt in de missie bevond. Het tweede probleem betrof de Service Module Disposal Burn, waarbij het om softwarefouten ging die van invloed kunnen zijn op andere fases van de vlucht. Stich zei dat het van groot belang is dat Boeing de softwareaanbevelingen doorloopt, de juiste aanpassingen doorvoert en de software ook test.
In totaal zijn er 80 aanbevelingen opgesteld, waarbij NASA en Boeing naar eigen zeggen al aardig op weg zijn met de benodigde actieplannen. De volledige lijst met alle details wordt door de NASA gezien als bedrijfsgevoelige informatie en die wordt dan ook niet vrijgegeven, maar in zijn algemeenheid verschaft de NASA wel enige informatie. Zo zijn er 21 punten die gaan over de grotere noodzaak voor betere tests ten aanzien van de integratie van software en hardware, en is er bijvoorbeeld een vereiste van een beoordeling van alle software-eisen met multiple logic conditions. Verder zijn er onder meer zeven aanbevelingen ten aanzien van het updaten van de softwarecode en de fouten met betrekking tot de Mission Elapsed Timer en de Service Module Disposal Burn, aangevuld met de aanbeveling om het antenneselectiealgoritme robuuster te maken.
Tijdens de persconferentie heeft de NASA aangegeven dat het niet voldoende toezicht hield tijdens Boeings softwareontwikkelingsfase voor de Starliner-capsule, schrijft The Register. Dat komt omdat het ruimteagentschap vertrouwen had in de 'meer traditionele' ingenieursmethoden van Boeing en de NASA dacht dat het een goede mate van grip had op het proces van Boeing. De NASA heeft zich tijdens deze fase meer gericht op SpaceX, de tweede speler in het Commercial Crew Program, mede omdat dit bedrijf nieuwere programmeertechnieken gebruikte. Als gevolg hiervan werden de code en de programmeurs van SpaceX meer gemonitord dan die van Boeing.
Het Commercial Crew Program is een programma van de NASA waarbij Boeing 4,2 miljard dollar kreeg toegekend en SpaceX kreeg 2,6 miljard dollar. Hun taak is om elk een eigen manier op poten te zetten om astronauten naar het ISS te kunnen lanceren vanaf Amerikaanse bodem. Elk bedrijf heeft daarvoor zijn eigen capsule en methode ontwikkeld. SpaceX ligt nu ver voor op Boeing, mede omdat het bedrijf er op 31 mei in slaagde om zijn Crew Dragon-capsule aan het ISS te koppelen. Daarmee slaagde het bedrijf van Elon Musk erin om Bob Behnken en Doug Hurley in het ruimtestation te krijgen. Boeing heeft tot op heden nog geen soortgelijke geslaagde onbemande of bemande vlucht uitgevoerd.