Toen het luik van het International Space Station twintig jaar geleden voor het eerst werd geopend, was de bekende smell of space waarschijnlijk nog niet zo sterk aanwezig. Dat zal inmiddels wel anders zijn; het ISS werd maandag twintig, en na bezoekjes van tientallen of zelfs honderden astronauten begint het ruimtestation aan het eind van zijn technologische Latijn te raken. En het is nog niet bekend hoe lang het nog meekan.
Op maandag 2 november vieren we de 'verjaardag' van het internationale ruimtestation, maar eigenlijk zou je die datum al iets eerder kunnen vieren. Al op 20 november 1998 werd de eerste module van het station de ruimte in gebracht. Zarya is een Russische module en een van de belangrijkste voor het station, in ieder geval in de beginjaren. Inmiddels bestaat het station uit tientallen van zulke modules, maar ook koppelpoorten, zonnepanelen en andere onderdelen.
Maandag vieren we echter een symbolischere verjaardag. Op 2 november 2000, precies twintig jaar geleden, arriveerde een crew van twee Russische kosmonauten en een Amerikaanse astronaut bij het station. Sindsdien is er geen dag voorbij gegaan dat er niet minstens één astronaut in de ruimte was. Ze werken en wonen er, de laatste jaren zelfs maanden aan een stuk. Sinds die eerste vlucht van Bill Sheperd, Yuri Gidzenko en Sergey Krikalev hebben 241 astronauten het ruimtestation bezocht, zijn er ruimtewandelingen uitgevoerd en commerciële ruimteschepen aangekoppeld, en wisten de deelnemende landen internationale spanningen op aarde grotendeels te negeren. Maar inmiddels begint het ISS ook scheurtjes te voortonen. Letterlijk, want recent werd er een flink gat ontdekt in het ruimtestation, en praten de landen steeds vaker over een toekomst die mogelijk zonder elkaar plaatsvindt.
Cijfers
Laten we eerst maar eens naar de prestaties van het station kijken. In totaal vlogen 241 astro- en kosmonauten naar het ruimtestation, verdeeld over 19 landen. Er zijn sinds december 1998 230 ruimtewandelingen uitgevoerd om het station in elkaar te zetten en te repareren. Er zijn in totaal 42 vluchten uitgevoerd om alle onderdelen van het station bij elkaar te krijgen, waarvan 37 aan boord van de Space Shuttle werden uitgevoerd. De overige vijf werden uitgevoerd door Russische Proton- en Sojoez-raketten. De Space Shuttle had immers veel meer laadruimte dan de Russische raketten en daarmee kon een veel groter ruimtestation worden gebouwd dan aanvankelijk was bedoeld.
In totaal houden ongeveer 350.000 sensoren bij hoe het met het station en de crew gaat. In het Amerikaanse deel van het ruimtestation wordt die informatie verzameld via honderd verschillende netwerken. Om dat aan te sturen wordt code gebruikt van meer dan 1,5 miljoen regels. Dat is alleen voor de vluchtsoftware. De software die Houston mission control gebruikt telt meer dan drie miljoen regels code. Die informatie wordt sinds vorig jaar met een snelheid van 600Mbit/s naar aarde gestuurd.
Astronauten gebruiken hun tijd aan boord van het station met name om wetenschappelijke experimenten uit te voeren. Het gaat om meer dan 3000 proeven rondom microzwaartekracht die soms jaren doorlopen. Naast die experimenten die de crew uitvoert bevat het ruimtestation twintig meetinstrumenten die zich aan de buitenkant van het station bevinden.
De experimenten
Het is bij die experimenten dat het een stuk moeilijker wordt om het belang, en ook de gigantische kosten van het ruimtestation te verantwoorden. Want wat er nu daadwerkelijk gebeurt in het ISS blijft soms wat vaag, en of het het prijskaartje van inmiddels zo'n 150 miljard euro rechtvaardigt al helemaal.
Astronauten zelf hoor je amper over het werk wat ze doen. "We zijn slechts uitvoerders", zei André Kuipers jaren geleden in een interview. "Er komen van tevoren allemaal wetenschappers naar je toe, die je vertellen wat er moet gebeuren, wat je precies moet meten en testen, maar net zo vaak weet je niet precies hoe een onderzoek in elkaar zit."
Of de experimenten in het ISS echt nut hebben is een discussiepunt
In totaal zijn er al ruim 1800 wetenschappelijke papers voortgekomen uit onderzoek van het ISS. NASA houdt zelf lijstjes bij met wetenschappelijke successen uit het ruimtestation, waaronder wat medische ontdekkingen zoals inzicht in hoe de Ziekte van Duchenne werkt. Maar heel veel onderzoek lijkt ook gewoon specifiek in de ruimte te worden uitgevoerd omdát het nu eenmaal in de ruimte plaatsvindt. Zo wordt er geëxperimenteerd met 3D-printen in gewichtloosheid, en het onderhouden van planten in de ruimte, wat mogelijk in de toekomst nuttig kan zijn voor als we op planeten willen leven.
Er wordt ook bijzonder veel onderzoek gedaan naar effecten van gewichtloosheid op het lichaam. Een bekend voorbeeld is de afbraak van bot- en spiermassa, waar veel naar wordt gekeken. Die informatie is ook nuttig voor medici op aarde die onderzoek naar dat onderwerp doen, maar of daar nu per se een verblijf in de ruimte voor nodig is is een tweede.
Een ander bekend voorbeeld dat veel in het nieuws was is de missie die bijna een jaar duurde. Dat was overigens niet, zoals vaak wordt gedacht, alleen maar een missie van de Amerikaan Scott Kelly, maar ook van de Rus Mikhail Kornienko. Het tweetal bevond zich 340 dagen in het ruimtestation, en daarbij werd goed gekeken naar het effect van zo'n lang verblijf op het lichaam. Daarbij was wel met name Kelly's missie interessant. Zijn tweelingbroer Mark was namelijk ook astronaut en doorliep op aarde dezelfde medische testen als zijn broer in het ISS. In die Twin Study werd het verschil tussen het tweetal bestudeerd. Hoewel er wel degelijk verschillen werden gevonden in bijvoorbeeld de genensamenstelling van de ruimtevaarder bleek de conclusie toch vooral te zijn dat de verschillen niet zo heel significant waren. Dat mensen overigens lange tijd in de ruimte kunnen blijven zonder grote klachten was al bekend, en Kelly en Kornienko braken ook geen record. Valeri Polyakov verbleef ooit 437 dagen in het Russische ruimtestation.
:strip_exif()/i/2003971558.jpeg?f=imagenormal)
Internationale samenwerking
Ook de fysieke experimenten op astronauten zijn dan ook voor een groot deel bedoeld om juist te onderzoeken wat de obstakels en mogelijkheden voor toekomstige ruimtevluchten zijn. Experts zeggen dan ook dat niet de experimenten, maar de unieke internationale samenwerking die al zo'n 25 jaar gaande is de échte winst van het ruimtestation is. Astronauten als Michael López-Alegría zegt tegen de Washington Post dat het station 'een diplomatiek instrument' is. "Er zijn stevige spanningen, zeker tussen de VS en Rusland, maar in de ruimtevaartwereld moeten we toch met elkaar samenwerken." Ook ISS-programmamanger Kenny Todd roemt het programma. Tegenover National Geographic noemt hij het 'een soort mini-Verenigde Naties'.
Er gaan dan ook al jaren stemmen op om de Nobelprijs voor de Vrede aan het ISS uit te reiken. "Als je denkt aan die twintig jaar aan mensen in de ruimte, hetero's en homo's, moslims, christenen en atheïsten, al die kleuren en levensstijlen, al die mensen die bij elkaar komen en die ene module hebben uitgebouwd tot een internationale outpost ter grootte van een voetbalveld zonder te vechten en zonder oorlog... Dat is een Nobelprijs waard", zegt voormalig astronaut Leland Melvin tegen de Washington post. Een samenwerking tussen Rusland en de Westerse wereld, ooit aartsvijanden, en dat ook in een tijd dat de spanningen tussen de landen steeds hoger oplopen, is inderdaad best wat waard. Of het 150 miljard waard is, is een andere vraag...
De toekomst
NASA wil delen van het ISS langzaam aan de commerciële industrie geven
Ondertussen begint het ISS oud te worden. Te oud, eigenlijk. Aanvankelijk zou het station in 2018 uit de running worden gehaald, maar later werd dat verlengd tot 2020 en inmiddels wordt het programma pas op z'n vroegst in 2024 tot een einde gebracht. Ook dat hoeft niet het definitieve einde te betekenen. De deelnemende landen zijn op zoek naar manieren om het station toch operationeel te houden, maar dan met lagere kosten. Vorig jaar besloot NASA het ISS beschikbaar te stellen voor commerciële bedrijven. Dat idee werd al jaren geleden geopperd, maar werd meestal weggezet als onhaalbaar. Daarvoor zou het beheren van het station te duur zijn - dat kost tot aan 2024 zo'n 2,5 miljard euro per jaar. Het toelaten van commerciële partijen zoals toeristen of filmmakers kan die kosten ietsje drukken, maar nog steeds komt het leeuwendeel van de beheerderskosten bij Amerika en Rusland te liggen. Het idee is wel haalbaarder geworden dan vroeger, met name vanwege de relatief lage kosten die nieuwe bedrijven als SpaceX rekenen voor een lancering van zowel mensen als vracht.
:strip_exif()/i/2003895826.jpeg?f=imagenormal)
Dat het International Space Station ook steeds meer kuren begint te vertonen werd sinds vorig jaar ook steeds duidelijker. Toen werd er een gat ontdekt, dat inmiddels gerepareerd is.
Maar wat is het alternatief? Theoretisch kan het ISS nog tot zeker 2028 mee, zegt NASA. Het ruimteagentschap vindt het zelf niet zo erg om minder bij het station betrokken te zijn. Sinds het einde van het Space Shuttle-programma in 2011 wil het een grotere rol voor ruimtevaart neerleggen bij het bedrijfsleven. Daardoor kunnen bedrijven als SpaceX, Boeing, Sierra Nevada Corp. en andere oude en nieuwe industrieën low Earth orbit overnemen terwijl NASA zich meer kan richten op de maan. Die bedrijven zouden het station dus kunnen blijven bevoorraden, er astronauten heen sturen, en zo de kosten deels op zich nemen.
Commerciële bedrijven
Tegelijkertijd zijn er partijen zoals Axiom. Die werken aan commerciële modules die aan het ruimtestation kunnen worden gekoppeld, en die bijvoorbeeld als hotel of specifieke andere laboratoria te gebruiken. Dat is wel makkelijker gezegd dan gedaan. Een ander veelbelovend bedrijf dat dat beloofde, Bigelow Aerospace, ging in maart failliet. Dat is niet zo heel gek als je bedenkt dat er eigenlijk maar weinig bewijs is dat private partijen interesse hebben naar het ISS te vliegen en er ook een duurzaam verdienmodel van te maken.
En hoe zit het eigenlijk met de andere deelnemende landen? Europa en Japan hebben beide eigen laboratoria aan boord van het station, en willen die graag houden. Misschien dat de ruimteagentschappen ESA en JAXA in de toekomst meer moeten bijdragen voor het langer voorbestaan van het station. Dat soort kosten wordt overigens nooit in cash afgetikt. In plaats daarvan maken de agentschappen vrachtschepen zoals de ATV en HTV, en Europa bouwt de Service Module voor de Amerikaanse Orion-capsule.
:strip_exif()/i/2003971566.jpeg?f=imagenormal)
Rusland
Rusland is een ander verhaal. Het land bouwde een belangrijk deel van het station, en zei vorig jaar daarmee door te willen gaan. Sterker nog, binnenkort moet er een nieuwe Russische module aan het station worden aangekoppeld, de Nauka-module. Ook staan andere modules op de planning, maar wanneer die er komen is niet bekend. Want hoewel NASA en Roscosmos nog altijd een relatief goede werkrelatie hebben beginnen daar wel scheurtjes in te komen. Amerika is door de ontwikkeling van SpaceX' Crew Dragon en Boeings Starliner minder afhankelijk van Rusland. Daarvoor betaalde Amerika nog zo'n 80 miljoen euro per stoeltje op een Sojoez-raket, maar die inkomsten loopt Rusland in de toekomst mis. Rusland geeft ook steeds minder geld uit aan zijn ruimtevaartprogramma. Het land kijkt dan ook steeds meer naar China, maar Ruslands langetermijnvisie voor zijn ruimtevaartprogramma blijft vaag. Tot die tijd houdt het land waarschijnlijk zo lang mogelijk vast aan het ISS. Misschien wel lang genoeg om die Nobelprijs binnen te slepen.