Een astronaut heeft vanuit het internationale ruimtestation ISS commando's naar een robot op aarde gestuurd. Daarbij werd het disruption-tolerant networking-protocol getest. Dtn moet op termijn het standaardprotocol worden voor 'interplanetair internet'.
De basis van het dtn-protocol is eind jaren negentig ontwikkeld door de NASA en Vint Cerf, een van de 'vaders van het internet'. Dtn moet dienen als een alternatief voor het tcp/ip-protocol bij het aansturen van satellieten, robots en ruimtevaartuigen. Ten opzichte van tcp/ip zou dtn wel geschikt zijn voor de aanzienlijke vertragingen bij het versturen van data over lange afstanden door de ruimte. Deze tolerantie in het protocol is mogelijk doordat elke node binnen een dtn-netwerk data tijdelijk opslaat totdat een pakketje veilig is afgeleverd bij de volgende node.
NASA hield de eerste proeven met dtn in november 2008. De ruimtevaartorganisatie wist afbeeldingen te ontvangen en versturen naar een ruimtevaartuig over een afstand van 32 miljoen kilometer. Inmiddels is door de NASA samen met de Europese ruimtevaartorganisatie ESA vanuit het ISS een nieuwe proef gehouden met het 'interplanetaire internetprotocol': astronaut Sunita Williams gebruikte vanuit het internationale ruimtestation een laptop om een Lego-robotvoertuig in Duitsland aan te sturen. Alle communicatie verliep via het dtn-protocol. Volgens NASA is de proef, waarbij werd gesimuleerd hoe een astronaut een rover op een planeet kan aansturen, geslaagd.
Op termijn willen NASA en ESA het dtn-protocol gaan inzetten in plaats van de huidige point-to-point-communicatie met satellieten, ruimtevaartuigen en robots. Zo zouden bijvoorbeeld de rovers die op het oppervlak van Mars rondrijden evenals de diverse satellieten die rond de rode planeet cirkelen in de toekomst via een centraal netwerk aangestuurd kunnen worden. Dit moet de betrouwbaarheid van de interplanetaire communicatie verbeteren.