Shawn Fanning, oprichter van het geplaagde Napster, heeft het na vijf jaar gezien met Snocap. Het bedrijf, dat onder meer betaald filesharen mogelijk moet maken, heeft het meeste personeel ontslagen en is in de etalage gezet, zo meldt CNet.
Snocaps core business is het beheren van een fingerprintdatabase voor auteursrechtelijk beschermd materiaal, een dienst die een kleine drie jaar geleden werd uitgerold. Het stelt contenteigenaren in staat zogeheten audiovingerafdrukken aan tracks toe te voegen - subtiele veranderingen die ook na herhaaldelijk comprimeren herkenbaar blijven - en vervolgens track- en fingerprintinfo in Snocaps database te zetten. Daarmee kan in p2p-software efficiënt worden vastgesteld voor welke uitgewisselde tracks betaling is verschuldigd, van de eindgebruiker of via advertenties.
Vorig jaar haalde Snocap een overeenkomst met MySpace binnen, om artiesten op de socialnetworkingsite te helpen via Snocaps technologie hun muziek aan de man te brengen. Begin dit jaar zou Fanning tevens met EMI om de tafel hebben gezeten in een poging de MySpace-deal uit te breiden van het werk van onafhankelijke artiesten naar de catalogus van deze muziekmaatschappij.
De MySpace-artiestenwebshops, onder de naam MyStores, kwamen echter niet boven de 175.000 geregistreerde gebruikers uit, minder dan 0,2 procent van het aantal MySpace-accounthouders. Volgens sommige analisten is het uitblijven van succes voor Snocap te wijten aan Fannings reputatie van vijand van de muziekindustrie, die hij overhield aan de slepende rechtszaken rondom Napster. Het zoeken naar betaalde alternatieven binnen het p2p-ecosysteem, waarvoor de aanzet werd gegeven door de uitspraak van het Amerikaanse hooggerechtshof, dat p2p-makers verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor copyrightinbreuken, lijkt gezien de verkoop van Snocap niet erg voortvarend te verlopen.