Het moge geen geheim zijn dat peer-to-peer-software grote bandbreedtevreters zijn. Zo is weleens becijferd dat gemiddeld 60 procent van al het internetverkeer gebruikt zou worden door het BitTorrent-protocol. Internetproviders kunnen op verschillende manieren reageren. Ze kunnen de bandbreedte voor het BitTorrent-protocol gaan inperken, ze kunnen gebruik gaan maken van een bestandscache of ze kunnen besluiten niets te doen. Klanten zullen over het algemeen niet tevreden zijn met de beslissing om bandbreedte in te perken, terwijl het cachen van bestanden door hen wel gewaardeerd zal worden. Het voordeel daarvan is dat veelgevraagde bestanden op het interne netwerk van de internetprovider aanwezig blijven, waardoor er minder gebruikgemaakt hoeft te worden van dure externe netwerkverbindingen. Een ander voordeel hiervan is dat bestanden sneller gedownload kunnen worden.
Om een BitTorrent-cliënt gebruik te laten maken van de cache, zal het Cache Discovery Protocol (CDP) ondersteund moeten worden door de software. In de nieuwste officiële BitTorrent-release zal deze technologie aanwezig zijn. Internetproviders die van deze techniek gebruik willen maken, zullen daarvoor software van het Britse Cachelogic moeten installeren. Deze zorgt er vervolgens voor dat al het BitTorrent-verkeer wordt gemonitord en veelgevraagde bestanden automatisch op de cacheservers terechtkomen. Toen Kazaa nog hip was, konden providers via het programma PeerCache het FastTrack-verkeer cachen. Zowel in Europese als Amerikaanse wetgeving is opgenomen dat het cachen van bestanden is toegestaan. Volgens auteursrechtenorganisaties is hier echter wel het een en ander op af te dingen als het om auteursrechtelijk beschermde bestanden gaat.