De arrestatie van Huawei-topvrouw Meng Wanzhou lijkt te zijn ingegeven door verdenkingen van spionage. De zaak begon met een onderzoek naar de nationale veiligheid, waarvoor toenmalig president Obama de opdracht gaf.
Dat stelt The New York Times op basis van rechtbankdocumenten en interviews met niet-nader genoemde personen die betrokken waren bij de zaak. Alhoewel de topvrouw van Huawei, bij het bedrijf werkzaam als cfo, officieel is opgepakt vanwege het schenden van de sancties tegen Iran, zouden de verdenkingen tegen haar elders liggen. De Verenigde Staten vermoeden namelijk al jaren dat Huawei, als verlengstuk van de Chinese overheid, spionageactiviteiten heeft.
Alhoewel de verdenkingen van fraude met betrekking tot de Iraanse sancties dus niet de hoofdreden waren om de Huawei-cfo te arresteren, zou voor deze aanklacht zijn gekozen omdat deze gemakkelijker te bewijzen is dan een zaak die op grond van nationale veiligheid wordt gevoerd, aldus The New York Times.
Het onderzoek is ingesteld door toenmalig president Obama, die Chinese bedrijven, waaronder Huawei, ervan verdacht te spioneren in opdracht van de Chinese overheid. In de afgelopen jaren zouden onderzoekers bewijzen hebben gevonden dat Huawei-medewerkers in opdracht van de Chinese autoriteiten zouden werken, maar een juridische zaak op dit gebied zou 'ingewikkeld' zijn. Vervolgens werd naar de bank HSBC gekeken, waar Huawei klant was. De bank zou zijn gebruikt om zaken te doen met Iran, iets dat onder de sanctiewetgeving verboden is. Dat werd vervolgens als aanleiding gebruikt om de Huawei-topvrouw alsnog op te pakken.
Huawei heeft gereageerd op de arrestatie. Het bedrijf bevestigt de door de VS gewenste uitlevering, spreekt over 'ongespecificeerde aantijgingen' en zegt zich aan alle geldende regels te hebben gehouden. De Chinese ambassade in Ottawa heeft om de onmiddellijke vrijlating van de Huawei-topvrouw gevraagd. Inmiddels is zij op borgtocht vrijgelaten in afwachting van uitlevering naar de VS, maar mag zij het land niet verlaten.