Is investeren in AI een keuze of voelt het intussen als verplichting? China stopt al jaren heel veel geld in de ontwikkeling van kunstmatige intelligentie, met resultaat: het algoritme van TikTok, de Qwen-modellen van Alibaba en de AI-chips van Huawei komen allemaal uit het communistische land, net als het DeepSeek R1-model dat vorige maand zo'n hype werd.
In de Verenigde Staten zijn investeerders sowieso al snel bereid heel veel geld in ideeën te steken. Van OpenAI tot Anthropic en natuurlijk de investeringen van grote bedrijven als Microsoft en Google, AI is een investeringsproject voor iedereen die iets met tech doet in de VS. Recent kwam daar Stargate bij, 100 miljard dollar voor AI-infrastructuur voor Amerikaans leiderschap in kunstmatige intelligentie.
Europa heeft misschien geen grote AI-namen als ChatGPT of TikTok, maar heeft zeker wel geld. En dat komt los voor deze markt. Frankrijk wil 109 miljard euro investeren, de Europese Commissie 200 miljard euro. Waarom eigenlijk? En wat gaan bedrijven doen met al dat geld?
De grote Europese investering
De Europese Commissie redeneert dat Europese kunstmatige intelligentie hard nodig is om een aantal redenen. Ten eerste heeft dat te maken met digitale soevereiniteit. Op het gebied van cloud zijn Europese bedrijven en overheden veelal afhankelijk geworden van Amerikaanse aanbieders als Microsoft, Amazon en Google.
De afhankelijkheid van de VS is een strategisch nadeel. Op dit moment hebben die grote techbedrijven een grote stem in het beleid van de VS en zij zullen zich vermoedelijk in toenemende mate gaan keren tegen regelgeving van de Europese Commissie, zoals de Digital Markets Act en Digital Services Act. Het is makkelijker strijden tegen Europese regels als je rugdekking hebt van de regering van de grootste economie ter wereld.
Daarnaast zijn Europa en de VS niet langer de bondgenoten die zij decennialang zijn geweest. Leunen op bondgenoten is prima, maar afhankelijk zijn van een land dat je vijandig bejegent, is een potentieel groot risico. Het is alsof het water uit je kraan alleen mogelijk is door een pomp die in handen is van een land dat elk moment die pomp kan uitzetten.
Maar behalve dat is er het gevoel dat Europa anders achter zal gaan lopen. China en de VS zijn nu de grote AI-landen op de wereld en vanuit Europa komt er relatief weinig. Dat moet veranderen door de grote investeringen, en dat zou de concurrentiepositie van Europa op de wereld moeten verbeteren.
Ook gaat het om het stimuleren van wetenschap. AI is wetenschap en kan wetenschap helpen op diverse gebieden. Niet voor niets noemt de Europese Commissie de plannen een 'CERN voor AI'. De Europese Raad voor Kernonderzoek is onder meer de plek waar de deeltjesversneller staat en is wereldwijd toonaangevend op het gebied van deeltjesonderzoek.
Daarnaast gaat het uiteraard over geld. Investeren in kunstmatige intelligentie nu zorgt ervoor dat de investeringen op een gegeven moment ook weer als omzet voor AI-bedrijven zullen terugkomen. De Europese Commissie zal willen dat het daarbij gaat om Europese bedrijven, in plaats van dat alle omzet wegvloeit richting China of de Verenigde Staten.
Met het geld wil de Commissie onder meer 'AI-gigafabrieken' maken. De bedoeling is dat er grote datacenters vol gpu's komen om AI-modellen op te trainen. Die moeten dan niet in handen komen van grote bedrijven, maar ook kleinere bedrijven moeten daar modellen kunnen gaan trainen. Het gaat om 100.000 gpu's van de nieuwste generatie per fabriek.
Door de fabrieken te maken en aan te bieden moet het mogelijk worden om in Europa vooraanstaande modellen te trainen. Daarnaast komen er kleinere 'AI-fabrieken' met ongeveer 25.000 gpu's per stuk. Daarvan komen er twaalf: zeven zijn al aangekondigd en er volgen er nog vijf.
Waar die grote fabrieken komen, is nu nog niet duidelijk. De eerste zeven kleinere fabrieken zijn al wel bekend. Die komen in Finland, Spanje, Italië, Duitsland, Zweden, Luxemburg en Griekenland.
Kleinere AI-fabrieken EU | Locatie | Naam | Nieuw? | Budget |
Finland | Kajaani | LUMI AI Factory | Niet helemaal, deels upgrade supercomputer | > 600 miljoen euro |
Duitsland | Stuttgart | HammerHAI | Ja | 85 miljoen euro |
Griekenland | Lavrion | Pharos | Ja | 30 miljoen euro |
Italië | Bologna | IT4LIA | Nee, upgrade supercomputer | - |
Luxemburg | Luxemburg | L-AI | Nee, upgrade supercomputer | - |
Spanje | Barcelona | BSC AI | Nee, upgrade supercomputer | 198 miljoen euro |
Zweden | Linköping | Mimer | Ja | - |
Het gaat in veel fabrieken om supercomputers die van een upgrade worden voorzien, maar er zitten ook helemaal nieuwe locaties tussen. België en Nederland zitten er niet tussen, wel Luxemburg. Het expliciete doel is om de toegang tot middelen om AI-modellen te trainen of te finetunen te democratiseren. Bij vrijwel alle projecten zijn universiteiten betrokken.
Vijf van de zeven projecten zijn nationaal, maar er zijn er twee waar meer landen bij betrokken zijn. Bij LUMI AI in Finland zijn ook Denemarken, Noorwegen, Estland, Polen en Tsjechië betrokken. Zij doneren een klein deel van het geld. Het is vermoedelijk ook veruit het grootste project, met een budget van meer dan 600 miljoen euro.
Ook bij het op een na grootste project in Spanje zijn meer landen betrokken: Portugal, Turkije en Roemenië. Hun bijdragen zijn relatief klein, maar ze zijn wel betrokken. Deze projecten zijn allemaal aangekondigd in december en het gaat om kortetermijnprojecten. Veel van de locaties moeten eind dit jaar operationeel zijn.
Het gaat niet alleen om fabrieken, maar ook investeringen in andere projecten. Het is bovendien een samenwerking tussen politiek en bedrijven. Er komt 150 miljard euro van bedrijven en private investeerders, de Europese Commissie legt er zelf 50 miljard euro bij − waarvan dus 20 miljard euro naar die fabrieken gaat. Dat geld is er grotendeels al en komt uit andere Europese projecten die iets te maken hebben met digitalisering.
In het geval van de kleinere AI-fabrieken gaat het bovendien om een combinatie van geld vanuit de Europese Unie, landelijke overheden en regionale overheden. De exacte bedragen maken natuurlijk minder uit dan wat ermee gebeurt. Hoe gaan we erop vooruit door deze investeringen?
Daarnaast kunnen lidstaten ook zelf gaan investeren en onder meer Frankrijk doet dat. De investering van in totaal 109 miljard euro klinkt indrukwekkend, al valt ook daar wat op af te dingen. Ongeveer 50 miljard euro daarvan komt uit de Verenigde Arabische Emiraten, nog eens 20 miljard euro van een investeringsfonds in Canada.
Hoe dit verder kan gaan
Het is duidelijk dat Europa achterloopt op het gebied van kunstmatige intelligentie, maar het is niet zo dat er níets gebeurt in Europa. Er zijn al wat initiatieven en er zijn veel bedrijven met enige bekendheid op het gebied van generatieve AI.
Het bekendste Europese AI-bedrijf is Mistral. Dat is Frans en heeft een chatbot met de naam Le Chat. Onlangs kwam de app uit. Mistral ontwikkelt en traint eigen modellen, waarna die opensource beschikbaar komen. Ook zijn er abonnementen voor klanten die meer support en functies willen. Mistral is niet zo bekend als bijvoorbeeld OpenAI's ChatGPT of Anthropics AI-dienst Claude, maar het is wel de enige geloofwaardige concurrent voor die diensten van Europese bodem tot nu toe.
Indrukwekkend is dat nog niet. Vooral: Le Chat spreekt vooral Engels en is een stuk minder vaardig in andere Europese talen. In benchmarks staat Mistral zelden bovenaan, maar doet wel mee. Als Europees alternatief is het in elk geval wel geloofwaardig.
Een andere grote naam is het Britse Stability AI, bekend van plaatjesmaker Stable Diffusion. Het bedrijf bestaat sinds 2019 en werd in 2022 bekend met de tool om afbeeldingen te genereren. De functie om afbeeldingen te genereren zit nu in veel meer generieke AI-modellen, zoals Google Gemini, Microsoft Copilot en ChatGPT − waar Dall-E in zit − maar er is desondanks nog steeds een plek op de markt voor de tool.
Uiteraard zijn er veel meer bedrijven met eigen modellen, al bedienen die vaak een kleiner publiek. Voor de zakelijke markt is er bijvoorbeeld Aleph Alpha uit Duitsland. Ook dat heeft eigen modellen onder de naam Pharia. Het richt zich onder meer op digitale soevereiniteit en traint modellen onder meer in het Nederlands.
Daarnaast zijn er nieuwe initiatieven. Zo is er OpenEuroLLM. Dat is een samenwerkingsverband van universiteiten, bedrijven en kennisinstituten voor het trainen van Europese AI-modellen. De bedoeling is onder meer om transparant te zijn over de gebruikte data voor training. Dat is hard nodig, want de afgelopen tijd bleek onder meer dat zelfs techgiganten zich hebben vergrepen aan grote hoeveelheden auteursrechtelijk beschermd materiaal en illegaal verkregen data om hun AI-modellen te trainen.
Bovendien kan een Europees AI-model een basis zijn voor Europese AI-diensten. Het is immers alleen een AI-model, infrastructuur voor AI-diensten. Het is bovendien gemaakt met een andere focus dan andere AI-modellen, zoals Llama van Meta of Qwen van Alibaba. Daarnaast is er focus op ondersteuning van Europese talen, iets dat bij Amerikaanse en Chinese bedrijven geen topprioriteit is.
Er zijn uiteraard ook talloze kleinere start-ups en onderzoekers die zich met AI bezighouden. De vraag is wat er precies uit gaat komen als al deze investeringen succes hebben. Als het lukt om grote techbedrijven op te kweken, haalt Europa zich veel van de problemen op de hals die in de VS en China ook spelen. Aan de andere kant hebben kleinere bedrijven vaak niet de schaal om goed te concurreren met de grote spelers elders uit de wereld, hoewel het erop lijkt dat de diepste zakken niet noodzakelijk zijn om mee te doen in de AI-race.
Tot slot
Nu Amerikaanse techgiganten openlijk op ramkoers liggen met de Europese wetgeving, is de urgentie om eigen alternatieven te hebben voor diensten groter dan ooit. Op het gebied van sociale media heeft Europa de boot gemist, al gaat het in andere sectoren beter. Op het gebied van muziek is er Spotify als aansprekend voorbeeld. Europa heeft ook grote namen die meer op de achtergrond werken, zoals ASML en NXP uit Nederland. Het Duitse SAP is groot in bijvoorbeeld zakelijke ERP-systemen, Nokia en Ericsson maken netwerktechnologie.
De oorzaken daarvan zijn bekend en divers. Het aantrekken van investeringen in Europa is lastiger. Het uitbrengen van diensten in alle landen is lastiger door regels van individuele landen, maar ook cultureel zijn Europese investeerders minder geneigd om risico's te nemen. Er is ook minder kapitaal beschikbaar in Europa.
Er is wel iets aan het veranderen. De focus op digitale soevereiniteit door de spanningen met de VS en China zorgt ervoor dat Europa − maar ook de individuele lidstaten − meer hun best zullen willen doen om Europa succesvol te laten worden op het wereldwijde AI-toneel.
Of dat gaat lukken zal zoals altijd nog moeten blijken, maar de ambities nu lijken hoger te liggen dan bij het ontwikkelen van sociale media of andere delen van technologie. Misschien is Europa over een aantal jaar een AI-speler van formaat − of dit is allemaal een hallucinatie gebleken.