De FBI is overgestapt op het gebruik van gsm-masten om de locatie van verdachten te kunnen achterhalen. Eerder gebruikte de organisatie gps-trackers, maar deze mogen niet zonder gerechtelijk bevel worden gebruikt.
Dat bleek uit een rechtszaak tegen een vermeende drugsdealer, waarin data van gsm-masten werd aangevoerd als bewijs tegen de verdachte. De gegevens waren verkregen zonder gerechtelijk bevel. Eerder werd in diezelfde rechtszaak het gebruik van gps-data als bewijs verworpen, omdat de FBI hiervoor geen gerechtelijk bevel had. De gsm-data mocht echter wel worden gebruikt.
Volgens de Amerikaanse overheid is er een verschil tussen het gebruik van gps-gegevens en gsm-data: het inzetten van een gps-tracker wordt gezien als een zoekactie, waarbij toestemming van een rechter noodzakelijk is. Localisatie via gsm-masten wordt niet als een zoekactie gezien, waardoor het gerechtelijk bevel niet nodig is.
Het is aannemelijk dat door het ontbreken van de noodzaak van een gerechtelijk bevel localisering door middel van gsm-masten ook voor andere verdachten wordt ingezet. Van veel verdachten wordt in het geheim de locatie bijgehouden, maar de FBI moest recentelijk ongeveer drieduizend gps-trackers verwijderen omdat er geen gerechtelijk bevel voor was. Het nadeel van het inzetten van gsm-masten is dat de verdachte zijn mobieltje bij zich moet hebben en aan heeft staan. Ook zijn de locatiegegevens minder nauwkeurig.