Een Amerikaanse rechter heeft deze week geoordeeld dat de FBI in strijd met de grondwet handelt door geheimhouding af te dwingen bij het vorderen van gegevens, zoals mailadressen en telecomdata, zonder tussenkomst van een rechter.
De zaak werd in 2011 door een niet nader genoemd telecombedrijf aangespannen, aldus The Wall Street Journal. Het bedrijf verzette zich tegen een zogenoemde national security letter. Dit zijn vorderingen die Amerikaanse overheidsdiensten, meestal de FBI, kunnen doen in het kader van de nationale veiligheid. Vaak gaat het om transactiegegevens, telecomdata en andere elektronische informatie. De FBI zou er tienduizenden keren per jaar gebruik van maken.
De letters worden al sinds de jaren tachtig gebruikt en de praktijk is versterkt door de Patriot Act, die na september 2001 van kracht werd. Zolang een FBI-gezaghebbende kan aantonen dat een vordering van belang is voor onderzoek tegen terrorisme is geen tussenkomst van een rechter noodzakelijk. Bovendien kan de ontvanger van een vordering de verplichting opgelegd krijgen de opvraging geheel stil te houden. Volgens cijfers van de Amerikaanse overheid zelf gebeurt dit in 97 procent van de gevallen en geldt de geheimhoudingsplicht in theorie voor altijd, schrijft Ars Technica.
De rechter heeft de geheimhoudingsverplichting afgelopen week echter ongrondwettig verklaard. Hierdoor moet de overheid van de VS stoppen met het nog langer uitvaardigen van de national security letters, al is het vonnis niet af te dwingen hangende de hogerberoepsperiode. De praktijk was volgens de rechter in strijd met de bescherming van de vrijheid van meningsuiting, zoals vastgelegd in het First Amendment van de Amerikaanse grondwet.
"Het ingrijpende gebruik van geheimhoudingsbevelen zorgt voor een te groot gevaar dat de vrijheid van meningsuiting onnodig wordt ingeperkt", staat in het vonnis. Ook laakt de rechter dat de juridische mogelijkheden om de vorderingen te toetsen heel beperkt zijn. De Amerikaanse overheid heeft 90 dagen om in beroep te gaan.