Onderzoekers van het MIT hebben fotovoltaïsche cellen ontwikkeld die functioneren zonder zichtbaar licht. De cellen zetten warmte om in straling met een andere golflengte die benut kan worden om elektrische energie op te wekken.
Het principe dat de medewerkers van het Massachusetts Institute of Technology, of het MIT, voor hun fotovoltaïsche cellen gebruiken, is niet nieuw, maar de implementatie zou volgens de onderzoekers tot een hoger rendement leiden. De tpv-cellen maken gebruik van warmte dat wordt geconverteerd in infraroodstraling en straling met een kortere golflengte. Net als bij normale pv-cellen wordt de straling benut om elektronen vrij te maken en zo elektriciteit op te wekken.
De conversie van infrarode straling naar elektriciteit vergt halfgeleiders met een lage band gap, maar lang niet alle infrarode energie kan benut worden. De MIT-onderzoekers hebben echter een materiaal op basis van wolfraam ontwikkeld dat warmte naar infrarode straling met specifieke golflengte omzet: dat maakt de conversie efficiënter. Met behulp van nanostructuren die op het oppervlak van de infrarood-straler werden aangebracht, konden zij de geproduceerde golflengtes precies afstemmen om de band gap van de pv-cellen.
De warmtebron die de energie aan de wolfraam-infraroodstraler moet leveren, kan variëren van een radio-actief isotoop die tijdens verval warmte levert, tot een butaanbrander. Laatstgenoemde warmtebron wordt in een knoopcel gebruikt met een microreactor waarin butaan of propaan verbrand wordt. Deze micro-tpv-generator kan drie maal de energie van een evenzware lithiumion-accu leveren en heeft nog ruimte voor verbetering. Het 'opladen' vergt het inpluggen van een nieuwe brandstof-cartridge. Een versie met een radio-isotoop als warmtebron zou volgens de onderzoekers dertig jaar mee kunnen gaan zonder bijtanken.
