Onderzoek uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Justitie heeft uitgewezen dat internetcriminaliteit in Nederland sterk stijgende is. Nog dit jaar zal het ministerie starten met een nulmeting naar de aard en omvang van cybercrime.
De aanleiding van het literatuuronderzoek, uitgevoerd door het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) van het ministerie van Justitie, was het gebrek aan kennis over plegers van misdaden op internet en de mogelijke betrokkenheid van de georganiseerde misdaad. Uit het onderzoek blijkt dat zedendelicten en internetfraude de grootste bedreiging vormen voor Nederlandse internetters. Zo gaat het bij zedendelicten in veel gevallen om 'grooming', waarbij kinderen via chatkanalen door volwassenen seksueel worden benaderd, terwijl het bij internetfraude vooral gaat om het ontfutselen van vertrouwelijke informatie zoals bijvoorbeeld inloggevens voor internetbankieren om slachtoffers financieel op te lichten. De onderzoekers verwachten dat zowel het aantal slachtoffers als het financiële gewin van criminelen de komende jaren verder zal toenemen.
Ondanks het onderzoek is het gebrek aan specifieke daderkennis nog steeds aanwezig. Toch weet het onderzoek wél te melden dat het gros van de zedendelicten gepleegd worden door blanke daders, terwijl bij internetfraude vooral daders van Afrikaanse en Aziatische afkomst betrokken zijn.
Het zicht op de georganiseerde misdaad is beperkt, zo meldt het onderzoeksrapport verder. Wel is duidelijk dat criminele netwerken hun werkterrein uitbreiden naar internet omdat onder meer kinderporno, internetfraude, hacking en malware zeer lucratief blijken, afgezet tegen de geringe investeringen en lage pakkans. Voor de ontwikkeling van mal- en spyware huren de georganiseerde netwerken ook eerder cybercriminelen in.
Minister Hirsch Ballin heeft in een brief aan de Tweede Kamer geschreven dat de komende jaren extra geïnvesteerd moet worden in maatregelen tegen cybercrime. Tevens heeft de minister aangekondigd dat er een zogeheten nulmeting moet komen naar de aard en omvang ervan. De minister stelt voor de aanpak drie prioriteiten vast: bedreiging of ondermijning van de democratie, delicten zoals seksuele intimidatie, pesterijen en discriminatie en eigendoms- en vermogensdelicten.