De elektronische 'direct-recording'-stemmachines die in de Verenigde Staten gebruikt worden, zijn niet veilig genoeg. Tot die conclusie komt het National Institute for Standards and Technology in een voorlopig rapport.
Het rapport stelt dat in de nieuwe richtlijnen voor het stemmen, de stemmachines niet meer mogen worden toegestaan. Het grootste bezwaar van het Nist, de Amerikaanse tegenhanger van TNO, is het ontbreken van een methode waarmee de uitgebrachte stem gecontroleerd kan worden. De stemcomputer slaat de stem in het geheugen op, zonder een papieren logboek bij te houden. Dit maakt het voor de mensen die stemmen, en de medewerkers van het stembureau, onmogelijk om te controleren of de juiste stem geregistreerd is. Na het verkiezingsdebacle van 2000, waarbij het antieke systeem van ponskaarten voor veel problemen zorgde, zijn elektronische stemcomputers op grote schaal ingevoerd.
Het Nist pleit in zijn rapport overigens niet voor een volledig verbod van de bestaande machines - de schrijvers van het rapport laten de vraag over wat er met deze machines gebeuren moet, open. Dit standpunt zal waarschijnlijk ingegeven zijn door een stukje realiteitszin: er is al erg veel geld uitgegeven aan de bestaande machines. De verschillende overheden zullen de nieuwe richtlijnen, die het gebruik van stemmachines niet meer toestaan, niet accepteren als daar grote investeringen mee gemoeid zijn. De nieuwe richtlijnen zullen, als ze goedgekeurd worden, in 2009 of 2010 in moeten gaan.