De leidende rol van Noord-Amerika, Europa en Japan op het gebied van onderzoek en ontwikkeling staat onder druk van een aantal snel ontwikkelende Aziatische landen, aangevoerd door China. Dit is de belangrijkste conclusie uit het Unesco Science Report 2005. De snel ontwikkelende Aziatische economieën gaven in 2002 31,5% van het wereldwijde budget voor research & development uit, terwijl dit in 1997 nog 27,9% was. Dit is ten koste gegaan van Noord-Amerika en Europa. Noord-Amerika zag zijn bijdrage in deze periode met 1,2% dalen tot 37%, terwijl in Europa met 27,3% van het wereldwijde budget een achteruitgang van 1,5% werd geboekt. Latijns-Amerika, Oceanië en Afrika spelen met respectievelijk 2,6%, 1,1% en 0,6% geen rol van belang.
Van de Aziatische landen doet China de beste zaken op onderzoeksgebied. Kerngebieden voor de rijzende wereldmacht zijn informatietechnologie, biotechnologie, ontwikkeling van nieuwe materialen, geavanceerde productietechnologie, ruimtevaart en luchtvaartkunde. Niettemin ziet de Unesco niet alleen goede dingen gebeuren in Azië. Zo zouden er nog honderden miljoenen Aziatische kinderen in armoede leven en heeft de bevolking in veel gevallen geen toegang tot schoon water, goed voedsel, sanitaire voorzieningen en onderdak. Dit maakt duidelijk dat de voordelen van de voorspoed die R&D mogelijk maakt nog in veel gevallen niet behaald worden.
Voor Europa is de situatie niet rooskleurig. Zo kwam in het jaar 2000 slechts 56% van financiering van onderzoek uit het bedrijfsleven, terwijl dit in de VS en Japan respectievelijk 66% en 69% is. Daarnaast wordt veel onderzoek meerdere malen uitgevoerd vanwege het grote aantal onderzoeksinstituten in Europa. Niettemin voert Zweden de wereldlijst aan van vooruitgang in wetenschappelijk en technologisch onderzoek, daarbij de VS en Japan op plaats twee en drie houdend. Deze drie worden gevolgd door Finland, Zwitserland, Groot-Brittannië en Denemarken. Ook Nederland wordt in het rapport genoemd, maar niet in een positief licht. Samen met Duitsland en Frankrijk verliest Nederland - alle pogingen van het Innovatieplatform ten spijt - terrein op het gebied van innovatie, terwijl Roemenië, Portugal en Turkije hiervan gretig gebruikmaken om de bestaande kloof te verkleinen.