China maakt de laatste jaren een opmerkelijke groei door als het gaat om wetenschap en technologie. Deze groei is voor een belangrijk gedeelte het gevolg van het 863-programma dat de blauwdruk vormt van China's plannen voor wetenschappelijke en technische innovatie. Newsweek bericht dat in maart 1986 - vandaar de naam 863 - Deng Xiaoping het 863-programma stichtte om een inhaalslag te maken ten opzichte van het Westen. Sindsdien hebben talloze projecten, variërend van luchtvaartsystemen tot het in kaart brengen van het rijstgenoom, geprofiteerd van de 863-fondsen. Vorig jaar kwamen Chinese onderzoekers nog in het nieuws door het ontwikkelen van een efficiëntere methode om SHA-1 codes te kraken. Ook dit onderzoek werd gesponsord door het 863-programma.
Hoewel China vorig jaar Amerika ingehaald heeft als grootste leverancier van ict-goederen, ligt Amerika nog steeds voor op China qua ontwikkeling in bijna alle technische industrieën. Tachtig procent van de geëxporteerde gepatenteerde en hightechproducten in China werd namelijk geproduceerd door buitenlandse bedrijven zoals Motorola, Nokia, Microsoft en Cisco. Bovendien houden veel bedrijven hun nieuwste technologie buiten China, om hun ontwerpen te beschermen. Onder invloed van het 863-programma verandert China echter snel. Acht jaar geleden waren er minder dan 50 onderzoekscentra, nu zijn dit er meer dan 700. Van alle Chinese studenten kiest 59 procent voor een technische opleiding, terwijl dat maar 32 procent is in Amerika.
De snelle ontwikkelingen zijn niet onopgemerkt gebleven in het Westen en diverse experts vragen zich af of Beijing alleen op legale manier haar hightechhonger probeert te stillen, of dat het ook gebruikmaakt van economische spionage en het schenden van intellectuele eigendommen. De zelfmoord van een Japanse consul in Shanghai in 2004 was mogelijk het gevolg van afpersing om informatie over het Japanse encryptiesysteem voor diplomaten te bemachtigen. In 2001 was het Chinese telecomconcern Huawei mogelijk betrokken bij het exporteren van technologie uit India naar Pakistan. Deze verdenkingen zijn echter niet bewezen en China ontkent ook dat het aan hightechdiefstal doet. Het is goed mogelijk dat China het merendeel van de informatie via legale wegen bemachtigt. Buitenlandse technici in kernreactoren in China worden bijvoorbeeld altijd vergezeld van een Chinese technicus. En hoewel bedrijven meestal niet de software willen delen die de kernreactor aanstuurt, wordt de constructie en de bediening wel gewoon uitgelegd.
In Amerika werkt de FBI echter actief aan de opsporing van Chinese spionnen. Complicerende factor hierbij is dat de FBI te maken heeft met een zeer diverse groep bestaande uit Chinese studenten, academici, vertegenwoordigers, toeristen en ongeveer 3000 Chinese bedrijven in Amerika. In een recent geval van spionage zouden drie Chinezen van plan zijn geweest om technologie voor stille aandrijving van onderzeeërs naar China te smokkelen. Ook via internet heeft Amerika te maken met spionage door bijvoorbeeld de hackersgroep 'Titan Rain'. Ook hier ontkent China echter de beschuldigingen van Amerikaanse zijde dat deze hackersgroep voor de overheid werkt. De waarheid ligt waarschijnlijk in het midden. Een Chinese hacker gaf aan benaderd te zijn door de Chinese overheid, maar niet te hebben meegewerkt. Wel gaf hij aan dat andere hackers tegenwoordig alles voor geld doen.