Het Europees Parlement en de Europese Raad zijn akkoord met een nieuwe verordening die digitale betalingen veiliger en beter moet maken voor burgers. In de PSD3-verordening wordt de IBAN-controle verplicht. Ook moeten winkels toestaan dat klanten contant geld opnemen en kunnen betaalproviders sneller aansprakelijk gesteld worden voor fraude.
Een meerderheid in het Europees Parlement is akkoord gegaan met de richtlijn. Dat is de opvolger van PSD2, die in Nederland in 2019 actief werd. De nieuwe richtlijn betekent dat lidstaten, waaronder Nederland en België, nu zelf invulling moeten geven door middel van wetgeving. PSD3 is voornamelijk bedoeld om Europese burgers beter te beschermen tegen fraude. De richtlijn schrijft bijvoorbeeld voor dat betaalproviders verplicht een IBAN-check moeten doen om te kijken of de naam en het IBAN van een ontvanger overeenkomen. Dat is in Nederland overigens al bij de meeste banken de standaard. Onder de PSD2-richtlijn werd dat al mogelijk, maar nu worden de regels strenger.
Met de nieuwe richtlijn wordt het ook makkelijker om betaalproviders aansprakelijk te stellen als burgers slachtoffer worden van fraude. "Om klanten te beschermen tegen fraude, waarbij een oplichter zich voordoet als betaalprovidermedewerker en zo een klant misleidt om een betaling goed te keuren, wordt de betaalprovider verplicht het volledige bedrag te vergoeden", staat in de richtlijn. Hoe dat in de praktijk moet werken, moet door lidstaten worden uitgewerkt.
Er komt ook een verplichting voor winkeliers om contant geld beschikbaar te maken. Klanten moeten maximaal 150 euro kunnen opnemen in winkels zonder de verplichting om ook iets te kopen. Dat is volgens het Parlement bedoeld om de beschikbaarheid van cash op peil te houden in regio's waar weinig betaalautomaten zijn.
De richtlijn is deels bedoeld om het Europees betaalverkeer competitiever te maken. Het Parlement schrijft dat niet letterlijk zo, maar zinspeelt er wel op dat de richtlijn bedoeld is om meer Europese alternatieven op te zetten voor Amerikaanse betaaldiensten zoals cryptovalutadiensten of Google of Apple Pay. Zo wordt het onder de richtlijn makkelijker 'open bankdiensten op te zetten' en mogen banken daar niet tegen optreden. Zulke diensten maken het mogelijk geld te verplaatsen tussen verschillende betaaldiensten en -rekeningen. Ook moeten banken het makkelijker maken voor alternatieve diensten om front-end apps te maken voor hun diensten.
De Europese Commissie en financiële instellingen zien de opkomst van alternatieve betaaldiensten al jaren met lede ogen aan. Net als inmiddels bij veel andere techdiensten wordt ook de financiële sector in toenemende mate overgenomen door Amerikaanse instellingen. Dat is een van de redenen waarom Europa ook een digitale euro wil; die moet tegenwicht bieden tegen de groeiende hoeveelheid privaat geld dat zulke bedrijven in omloop brengen.