zucht.
Gaan we weer. De manier waarop Brussel deze regels nu toepast, laat zien hoe de wet dreigt door te slaan in een digitale eenheidsworst waar innovatie, onderscheidende features en gebruikersgemak ondergeschikt worden aan juridische symmetrie.
Het idee dat elke dienst dezelfde rechten, verplichtingen en interfaces moet hebben, klinkt mooi in theorie. In de praktijk betekent het vooral dat platforms geen eigen, geïntegreerde oplossingen meer kunnen bouwen zonder risico op boetes, rechtszaken of extra compliance-lasten. Daardoor schuift de markt niet richting méér keuze, maar richting
minder onderscheid. Alles moet op elkaar lijken, of het nu om kaartapps, app stores, berichtenplatformen of advertentiesystemen gaat.
En ironisch genoeg is dat precies de situatie waarin grote spelers als Google en Meta floreren, want zij hebben de schaal en de budgetten om deze compliance-kosten weg te masseren. Kleinere bedrijven niet.
We zien nu al dat het consumentenbelang wordt verdrongen door regeltechnische esthetiek:
- Anti-self-preferencing betekent dat simpele handelingen, zoals één klik van Google Search naar Google Maps, worden vervangen door omslachtige “neutrale” stappen. Dat maakt het niet eerlijker, alleen trager.
- Verplichte interoperabiliteit klinkt sympathiek, maar dwingt bedrijven om interne systemen bloot te leggen, met echte risico’s voor veiligheid, privacy en integriteit. Je krijgt dan apparaten en apps die minder naadloos werken, minder veilig zijn en meer attack-surface bieden.
- Voorzorgsregulering zet innovaties stil voordat ze gelanceerd worden. Apple Intelligence kwam maanden later in Europa. Threads pas veel later naar de EU. Dat is geen theoretische schade, dat is concreet verlies aan functionaliteit voor miljoenen gebruikers.
- En ondertussen moeten mkb-bedrijven en startups zich óók verhouden tot die nieuwe verplichtingen, die vaak indirect op hen afstralen. Precies de groep die de DMA zegt te willen helpen, betaalt nu mee aan de complexiteit die vooral de allergrootste bedrijven makkelijk kunnen slikken.
Het eindresultaat? Platforms durven nauwelijks nog unieke keuzes te maken, Europese gebruikers krijgen
meer frictie en minder functionaliteit, en we bewegen richting een digitale markt waarin innovatie wordt gesmoord door de angst om “te geïntegreerd” of “te groot” te zijn.
De DMA was bedoeld om afhankelijkheid van grote Amerikaanse bedrijven te verkleinen, maar het risico is nu dat Europa zelf achterop raakt. Niet omdat we geen talent of technologie hebben, maar omdat we een regelset creëren die elk onderscheidend voordeel afstraft en elke innovatieve sprong ondermijnt voordat die kan worden uitgeprobeerd.
Google producten zijn echt significant slechter geworden qua UX en Apple kan bepaalde features gewoon helemaal niet meer uitbrengen omdat de security implicaties ervan te groot zijn. Ik bedacht me er laatst nog eentje waar de EU straks weer op gaat zitten hameren, namelijk "Hotspot sync" waarbij je je telefoon als hotspot kunt gebruiken vanaf je AppleID ingelogde mac. Dat zal straks ook wel een onderzoek opleveren. Het verslechteren van producten zal zeker ook niet beter worden. Het verslechteren van Google Search is namelijk ook een probleem voor andere partijen:
Regulators should be careful however with sharing of pooled data to avoid weakening network effects, because doing so may be welfare-reducing for users (Martens, 2023). To the extent that Google Search’s market share declines when it shares data with competitors and more competing search engines enter the market, the quality of Google Search will also decline because it collects less user data and the size of its data pool will diminish. As a result, competitors will learn less from access to Google’s data, especially in the long tail of rare queries. The quality of competitor search services will not exceed the declining quality of Google Search. Consequently, the efficiency of all search engines will decline, and so will user welfare, with the weakening of data pooling and network effects.
In een poging de markt open te breken, dreigt Europa een systeem te bouwen waar
alle diensten uiteindelijk op elkaar moeten lijken, een eenheidsworst waar niemand echt beter van wordt, en waar de gebruiker vooral te maken krijgt met meer kliks, minder features en achterlopende productinnovatie. Ik blijf het herhalen, het afbrokkelen van de top van de markt is niet de weg naar een gezondere markt.
Waar we daadwerkelijk wat aan willen doen is de platformen, maar een van de grootste problemen met de DMA is dat ze de verkeerde vorm van concurrentie probeert te stimuleren. De wet kijkt vooral naar de
omvang van een platform, niet naar het
werkelijke concurrentielandschap. Daardoor dwingt Brussel vooral
intra-platform strijd af, concurrentie
op een platform, maar vrijwel geen
inter-brand concurrentie: concurrentie
tússen platformen.
Zoals econoom Cristina Caffarra scherp stelt: de DMA verandert niets aan de machtspositie van de grote platforms zelf. Het verplicht Apple en Google vooral om andere partijen
binnen hun ecosysteem toe te laten, maar dat creëert geen echte rivalen. Het blijft allemaal binnen dezelfde muren, waardoor de kern van het concurrentieprobleem intact blijft.
But when, at which point, did we actually start believing that economic regulation (the DMA) would deliver us our own digital industry?
The reality is that the nettle was never really grasped. Never really spelled out. Never really debated. In the rush to push out a regulatory solution where Europe was a pioneer, no one stopped a moment to ask “but what will this do – even assuming we can make it work”?
Daarbovenop blijven de netwerk-effecten volledig overeind. Bertin Martens (Bruegel) wijst terecht op iets dat iedereen die een smartphone heeft intuïtief begrijpt: het bestaan van alternatieve appstores of betaalsystemen betekent niets zolang ontwikkelaars en consumenten
massaal kiezen voor de dominante store. Developers moeten op de plek zijn waar de gebruikers zitten, en gebruikers blijven op de plek waar de apps zijn. Dat lock-in mechanisme verandert de DMA niet.
De DMA wil een vlak speelveld creëren, maar in plaats daarvan bouwt het een extra rijtje kraampjes binnen dezelfde markt, terwijl de grote spelers buiten nog steeds het plein bezitten. De kernproblematiek van marktdominantie, schaal en netwerk-effecten worden niet aangepakt. Daardoor ontstaat geen echte concurrentie, alleen
meer complexiteit zonder meer keuze. Het gevolg is dat de DMA een soort
illusie van keuze creëert: je mág een andere store installeren, maar het levert je als consument geen enkel voordeel op. En voor ontwikkelaars betekent het alleen maar extra werk, hogere kosten en grotere risico’s. De “openstelling” verandert dus niets aan de marktstructuur, het verandert alleen de hoeveelheid compliance die nodig is.
Hier nog wat interessant naslagwerk:
There is unmitigated, giddy, dizzy pride in the Brussels antitrust bubble and among “digital do-gooders” around Europe about the stupendous innovation which is the Digital Market Act (DMA). It’s early – the DMA only entered into effect in March. But while I applaud the effort and commitment of the implementation team, I am less optimistic on what can realistically be achieved, and wish for some critical introspection amongst regulators and experts. I also hope to see more support for other, complementary initiatives.
[...]
Let us not just think that regulation and the DMA are the only worthwhile efforts in this space: yes we need to curb abuses of bargaining power by the current gatekeepers, but we will not achieve dispersion of power without deconcentration. So let’s not burn all calories with regulation. Because the effort may take a long time, and even if it succeeds it can only be a partial shift. We need more.