Europese opsporingsdiensten vinden connectielogs en IP-adressen de belangrijkste soorten gegevens bij onderzoeken naar criminele activiteiten. Locatiegegevens en betalingsdata zijn juist niet zo belangrijk voor onderzoeken.
Dat meldt Europol in zijn jaarlijkse Sirius European Union Digital Evidence Situation Report op basis van verklaringen van opsporingsdiensten van lidstaten. De conclusies komen overeen met ondervindingen uit eerdere rapporten. Opsporingsdiensten zijn naar eigen zeggen het afhankelijkst van informatie uit de vermelde logbestanden voor onderzoeken. Dergelijke logs bevatten informatie over de datum, de tijd en het gebruikte IP-adres, bijvoorbeeld als een persoon verbinding maakt met een bepaalde dienst.
Contentdata blijft een relatief onbelangrijke bron voor onderzoeken van opsporingsdiensten. Contentgegevens, zoals foto's en de inhoud van e-mails, zijn in zestien procent van de onderzoeken van groot belang, net als de geboortedatum van een persoon. Locatiegegevens van een apparaat worden in nog minder gevallen als allerbelangrijkst voor onderzoeken aangeduid.
Uit het rapport blijkt verder dat Duitsland met ruim 100.000 verzoeken met afstand de meeste dataverzoeken doet bij serviceproviders. De eerstvolgende in dit rijtje is Frankrijk, met nog geen 30.000 verzoeken. Nederland staat op de tiende plek met net geen 3000 dataverzoeken. Verreweg de meeste van deze verzoeken werden bij Google ingediend; het bedrijf ontving net geen 110.000 verzoeken om data met opsporingsdiensten te delen. Meta moest ruim 83.000 verzoeken verwerken en Snapchat ruim 14.000.
Eurocommissaris Ylva Johansson schrijft in het rapport: "Toegang van politie tot data kan een zaak van leven en dood zijn. Elke dag zijn er levens afhankelijk van dat politie de juiste IP-adressen en locatiegegevens vindt." Johansson ontving eerder nog de kritische juryprijs Big Brother Award van Bits of Freedom, merkt Security.nl op.