Microsoft zet de do-not-trackoptie voortaan standaard uit in zijn toekomstige browsers. Gebruikers moeten nu zelf aangeven dat ze niet willen worden gevolgd. Op die manier wil de techgigant critici tegemoet komen.
Microsoft zette de do-not-trackoptie twee jaar geleden voor alle gebruikers aan in Internet Explorer. Het bedrijf was daarmee de eerste die dat standaard deed. De optie zorgt ervoor dat browsers aan websites laten weten dat ze niet willen dat het surfgedrag wordt bijgehouden voor bijvoorbeeld reclamedoeleinden.
Hoewel veel gebruikers lovend waren over het initiatief, waren er ook kritische geluiden te horen. Zo waren er nog volop discussies over eventuele standaarden voor de do-not-trackversie bezig. Inmiddels heeft het World Wide Web Consortium een draft vrijgegeven waarin de organisatie stelt dat gebruikers zelf de optie moeten aanzetten.
"De gedachte daarachter is dat het signaal moet worden verstuurd door de gebruiker, en niet afhankelijk moet zijn van de keuze van een leverancier, instituut, site of mechanisme dat buiten de controle van de gebruiker is", schrijft het consortium.
Microsoft zegt de do-not-trackoptie dan ook standaard uit te zetten in de 'express settings' van Windows. "Maar we zullen klanten wel informeren over hoe ze deze feature kunnen aanzetten", meldt de softwarefabrikant. "Deze verandering zal ingaan wanneer klanten hun nieuwe pc voor het eerst instellen, of wanneer ze upgraden van een vorige versie van Windows of Internet Explorer."
Het uitzetten van de do-not-trackoptie betekent dat Internet Explorer, maar ook zijn nieuwe browser 'Spartan', websites standaard laten weten dat ze het surfgedrag van gebruikers mogen bijhouden. Spartan wordt de standaardbrowser van Windows 10, terwijl Internet Explorer is bedoeld om tegemoet te komen aan zakelijke gebruikers. Veel bedrijfsspecifieke toepassingen zijn namelijk geoptimaliseerd voor Internet Explorer.