
Wat voor werkzaamheden heb je gedaan na de tijd als PvdA-voorzitter en hoe kwam je bij Transparency International terecht?
"In 2007 ben ik gaan werken bij Burson-Marsteller, een groot Amerikaans consultancybureau. Dat heeft een lobbykantoor in Brussel waar je met name voor grote internationale bedrijven werkt, waaronder Microsoft. Daar heb ik toen voor gewerkt. Een van de aardige dingen van de rol waar ik nu in zit, is dat ik de lobby echt van alle kanten in Brussel heb gezien: Als Europarlementariër voordat ik PvdA-voorzitter werd, werd ik gelobbyd en later ben ik zelf lobbyist geworden. Ik heb drie jaar bij dat bedrijf gezeten en ben toen zelfstandig consultant geworden, want ik wilde me toch wat meer richten op klanten en thema's waarbij ik meer gevoel had. Dat zijn activiteiten op het gebied van democratie, transparantie en maatschappelijke participatie. Dat heb ik zeven jaar gedaan. In die tijd heb ik daarnaast VoteWatch Europa helpen oprichten. Dat is een organisatie die het stemgedrag van het Europees Parlement in kaart brengt. Toen had ik wel weer even genoeg gehad van alleen werken en heb ik geholpen met oprichten van een nieuw communicatiebureau. Dat heb ik twee jaar gedaan, maar ik merkte dat ik het maatschappelijk engagement miste. Toen kwam de vacature bij Transparancy International voorbij. Dat was mijn droombaan, want daarin kon ik alles combineren wat ik interessant vind. Het gaat over Europa en over transparantie, het zit dicht tegen de politiek aan en je kunt een verschil maken. Dat sprak meteen aan en zo ben ik hier beland. Ik zit hier nu ruim twee jaar."
Transparency International is een ngo zonder winstoogmerk. Hoe gaat de Europese politiek met jullie rapporten om? Voelen jullie je meer een roepende langs de zijlijn, of worden jullie serieus genomen en is er wel echt sprake van enige impact?
"Meer dat laatste, denk ik. Er zijn natuurlijk honderden organisaties actief in Brussel, zo niet duizenden. Er zijn ook heel veel ngo's en die richten zich vaak op een bepaald onderdeel van een beleid, een bepaalde niche. Dat doen wij ook. We zijn eigenlijk de enige ngo in Brussel die zich expliciet bezighoudt met de strijd tegen corruptie. Er zijn wel andere organisaties die dat in hun beleid als onderdeel hebben, maar wij zijn de enige die exclusief daarop gefocust zijn. We doen dat op basis van onderzoek en kennisvergaring, waardoor we onze adviezen en aanbevelingen kunnen onderbouwen met feiten. Daar hebben beleidsmakers wel belangstelling voor. Als je bezig bent bij de Europese Commissie met het ontwerpen van anticorruptie- en antiwitwasmaatregelen, met maatregelen om te zorgen dat middelen die gestolen zijn uit derde landen, daar weer terugkomen, dat soort thema's, dan kijk je echt naar ons als een van de organisaties waarvan je graag de mening wilt weten, omdat je het idee hebt dat we weten waar we het over hebben."
Wat is in een notendop jullie stijl?
"We zijn volstrekt apolitiek, in partijpolitieke zin. We kiezen heel bewust voor de dialoog met beleidsmakers, maar ook met derden, het bedrijfsleven, of andere ngo's. We denken dat we daarmee het meest bereiken. Je hebt wel eens ngo's die een agressievere of confronterende benadering hanteren, maar dat is niet echt de stijl van Transparency."
Is de lobby van grote techbedrijven nu actiever dan in het verleden?
"Het is zeker toegenomen. Het gaat een beetje met golfbewegingen. Het hangt heel sterk af van wat er op de agenda staat in Brussel. Als er, zoals nu, belangrijke dossiers op de agenda staan die grote impact kunnen hebben op de bigtechbedrijven, dan zie je ook direct dat de lobby wordt opgeschaald en dat er meer lobbyafspraken komen met beleidsmakers. Dat zie je dan terug in de cijfers. Er staan natuurlijk enorme belangen op het spel. De dossiers waar Europa het nu over heeft, kunnen ertoe leiden dat die bedrijven veel minder inkomsten genereren, omdat er beperkingen worden opgelegd aan hoe ze in hun markt kunnen opereren. Of dat er veel meer ruimte komt voor concurrentie; of dat bepaalde dingen helemaal niet meer mogen. Dus je ziet dan ook dat ze flink wat geld steken in de lobby."
Over wat voor onderwerpen hebben we het dan?"De AVG is een goed voorbeeld. De copyrightrichtlijn is ook een voorbeeld van wetgeving waarover heel veel gelobbyd is door techbedrijven. En nu de Digital Markets Act en de Digital Services Act, waarbij wordt gekeken naar de macht van die bedrijven op de markt en aan de andere kant naar de inhoud van wat ze brengen en hoe zich dat verhoudt tot allerlei andere maatschappelijke discussies."
Wanneer besluiten bedrijven dat ze hun lobby flink moeten opschalen?
"Wat je vaak ziet, is dat bedrijven een ontwikkeling doormaken. Op een gegeven moment worden ze geconfronteerd met een groot probleem in Brussel. Bijvoorbeeld een mededingingsklacht en een onderzoek door de Europese Commissie. Daar worden ze dan door verrast en dan weten ze niet hoe ze ermee om moeten gaan. Als die klacht er eenmaal ligt, is het eigenlijk al te laat, want dan heeft de Commissie al besloten dat er kennelijk een probleem is. Het is dan voor zo'n bedrijf vechten tegen de bierkaai. Tegelijk ontstaat het besef bij een bedrijf dat het bij een volgende keer voorbereid wil zijn. Dan zie je dat zo'n bedrijf de aanwezigheid in Brussel gaat uitbreiden. Het gaat investeren in netwerken, contacten, denktanks en het maken van rapporten, om toch te proberen een klimaat te creëren waarin meer begrip is voor hun manier van opereren. Toen ik een kleine vijftien jaar geleden nog lobbyist was, had Microsoft zijn eerste mededingingsklacht al aan zijn broek gehad. Dat zie je later ook met bedrijven als Facebook en Google, die in eerste instantie redelijk vrij kunnen opereren, maar op een gegeven moment aanlopen tegen de grenzen van wat kan en mag, en dan opeens hun stem laten horen in Brussel."
"Ze richten zich natuurlijk vooral op het bestrijden van de aantijgingen. Tegelijk investeren ze ook in het voorkomen van soortgelijke klachten in de toekomst door 'beter uit te leggen waar we mee bezig zijn'. Als beleidsmakers dat maar begrijpen, dan komt er vervolgens ook geen klacht, zo is de gedachte. Misschien zit daar ook wel een kern van waarheid in. Zeker met nieuwe technologie is het voor beleidsmakers lastig om te begrijpen en volgen wat er allemaal gebeurt. Het gaat razendsnel, maar er zit natuurlijk ook een mate van arrogantie in dat bedrijven denken dat ze het beter weten dan de beleidsmakers die opkomen voor het algemeen belang."
Kun je zeggen dat de wetgeving om big tech in te perken dermate complex en uitgebreid is, dat het steeds moeilijker wordt om daar adequaat toezicht op te houden?
"Ik weet niet of dat het geval is. Wat een groter probleem is, is dat er vaak veel tijd en energie wordt gestoken in het ontwikkelen en aannemen van wetgeving, maar dat er vervolgens weinig aandacht is voor de uitvoering en handhaving. Dat zie je heel sterk bij de AVG. In Ierland zit de Data Protection Commission, die volstrekt onvoldoende mankracht en middelen heeft om alle klachten te behandelen die binnenkomen, terwijl ze wordt geacht al die klachten voor heel Europa te behandelen. Dat lijkt me een groter probleem, dus niet zozeer dat de wetgeving zelf niet klopt of deugt, maar dat er te weinig aandacht is voor uitvoering en handhaving."
Hoe belangrijk is het daarbij dat wetgeving niet achter de (technologische) feiten aanloopt?
"Als wetgever moet je constant zorgen dat nieuwe technologische ontwikkelingen je niet voor voldongen feiten plaatsen. Dus dat wat in het verleden besloten is, niet ingehaald wordt door de nieuwe werkelijkheid. Wij zijn bijvoorbeeld heel sterk bezig met de strijd tegen witwassen. Daar heeft Europa ontzettend veel aan gedaan en heel veel richtlijnen over aangenomen. En dan ineens komt crypto in beeld. Dan loop je het risico dat ondanks alle winst die geboekt is bij het bestrijden van witwassen in het normale betaalverkeer, geld nu via de cryptomunten alsnog in de duisterheid verdwijnt. Dus moet je zorgen dat je ook op crypto de wet aanpast of nieuwe wetgeving aanneemt waardoor het mogelijk blijft om toezicht te houden en misdaden op te sporen."
"Voor big tech geldt hetzelfde. Een van de punten waar wij voor pleiten, is dat er meer transparantie moet komen als het gaat om de financiering van politieke advertenties die op sociale media verschijnen. Als dat allemaal ongereguleerd is en we niet weten wat daar gebeurt, dan weet je ook niet meer wie welke politieke campagnes financiert en heb je geen duidelijk beeld meer wie nou probeert invloed uit te oefenen op het beleid. We hebben overal in de EU regels met betrekking tot de campagnefinanciering. Die zijn in sommige landen verder ontwikkeld dan in andere. Nederland is een van de landen waar die wetgeving het minst ontwikkeld is, maar ook daar geldt: al heb je regels voor campagnefinanciering, als die via Facebook of Google worden omzeild, heb je er weinig aan. Dus het is van belang dat de regels worden aangepast aan de nieuwe werkelijkheid van de onlinesamenleving."
Wat is een voorbeeld van dit soort transparantieregels die in Nederland niet goed op orde zijn?
"In Nederland zijn er bijvoorbeeld geen beperkingen op donaties aan politieke partijen. Boven een bepaald bedrag moet je ze bekendmaken, maar als iemand een miljoen euro wil geven aan een politieke partij, dan kan dat. Als iemand tien miljoen euro wil geven, dan mag dat ook. Zo iemand mag uit Nederland komen, maar ook uit het buitenland. Ook daar zijn geen beperkingen op. Dat is in Nederland naar mijn oordeel slecht geregeld."
Hoe komt het dat deze regelgeving in Nederland kennelijk zo weinig ontwikkeld is?
"Ik denk dat het in Nederland traditioneel gezien nooit echt een groot probleem is geweest. Dit soort regels over campagnefinanciering ontstaan vaak als gevolg van een schandaal waarbij er iets gebeurt dat niet door de beugel kan. In antwoord daarop worden dan regels opgesteld. Ik denk dat het in Nederland altijd vrij netjes gegaan is. Tot een jaar of tien geleden, toen begonnen er opeens allerlei vreemde donaties aan de PVV van buitenlandse potentaten te komen. Ook andere partijen, zoals Forum voor Democratie, kregen geld uit het buitenland. Dat is voor Nederland relatief nieuw."
In het rapport worden het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Ierland genoemd als voorbeelden van een select groepje landen dat wel regels heeft aangenomen voor transparantie inzake lobbyen. De meeste EU-lidstaten 'kiezen ervoor hun burger in het donker te houden als het gaat over de pogingen om democratische instituties te beïnvloeden', staat in het rapport. Hoe komt het dat Nederland er op dit vlak kennelijk niet al te goed op staat?
"Het is lastig om daar precies de vinger op te leggen. Ik denk dat het onder meer te maken heeft met het feit dat het in de Nederlandse politiek altijd gaat om het zoeken naar een brede consensus tussen veel verschillende partijen. Het is dus niet voldoende één partij te overtuigen; je moet echt een aantal partijen aan je kant zien te krijgen. Dus consensus in plaats van heel polariserend te werk gaan. Terwijl die lobbytactieken vaak erg gericht zijn op het meekrijgen van één kant in de discussie met een meerderheid van één, zodat je het dossier erdoorheen kunt slepen. Dat gaat echter vaak ten koste van de contacten met de andere kant."
"Ik denk ook dat het te maken heeft met het feit dat hier minder traditie is wat lobby door bedrijven betreft. Misschien wordt er toch wat argwanender naar gekeken. We hebben de traditie van polderen in Nederland, waarbij het maatschappelijk middenveld meepraat en er altijd plaats aan tafel is voor vakbonden en milieuorganisaties. Dus je hoeft je niet op dezelfde manier in te vechten. Tegelijk heeft een heleboel geld ertegenaan gooien ook niet zoveel zin, omdat je toch al die overleggremia hebt waarin iedereen zijn zegje kan doen."
"Het heeft ook te maken met schandalen die op Europees niveau veel sneller worden uitvergroot, ook omdat je dan vaak direct verstrikt raakt in de discussie over de rol en toekomst van Europa. Als er een lobbyschandaal is, werd dat door de Britse schandaalpers meteen aangegrepen om tegen Europa te ageren. Daardoor voelen de instellingen in Brussel zich sneller genoopt zulke problemen aan te pakken. Dat is alleen maar goed, maar die discussie is op nationaal niveau veel minder scherp dan ie in Brussel is."
Is draaideurpolitiek een specifiek onderwerp dat een rol speelt bij de lobby van grote techbedrijven?
"Dat is zeker een van de punten waar wij ons druk over maken. Dat het nog steeds vrij makkelijk is voor politici en hoge ambtenaren om de overstap te maken naar een bedrijf of sector waar ze in hun vorige functie zelf verantwoordelijk voor zijn geweest. Dat is ook een van de dingen die we aankaarten in het rapport over big tech, bijvoorbeeld dat het hoofd van het kantoor in Brussel van Facebook iemand is die van de Europese Commissie komt. Laatst was in het nieuws dat een mededingingsadvocaat van de Commissie overstapte naar een advocatenkantoor in Brussel. Zo zijn er heel veel van dat soort gevallen.
In sommige gevallen moet je ook gewoon zeggen: het mag niet. Dus als je uit een Directoraat-generaal van de Commissie komt dat zich bezighoudt met die regelgeving ten aanzien van techbedrijven, dan mag je best verlangen dat iemand niet rechtstreeks overstapt naar een bigtechbedrijf."
Is draaideurpolitiek sterker aan de orde in de sector van de grote techbedrijven dan in andere sectoren?
"Dat vind ik lastig om te zeggen. Voor bedrijven die nog niet zo lang een lobbyoperatie in Brussel hebben, is het misschien een snelle manier om kennis in huis te halen. Het is misschien te vergelijken met voetbal. Als het slecht gaat met je club, maar je hebt wel heel veel geld, dan koop je een team sterspelers in. Daarmee heb je nog geen clubgevoel gecreëerd, maar je hebt wel heel sterke spelers die weten hoe ze moeten voetballen. Techbedrijven hebben ontzettend veel geld en kunnen met heel hoge aanbiedingen mensen binnenhalen die veel kennis en brede netwerken hebben. Daarmee denken ze dan een voorsprong te kunnen behalen. Klassiekere bedrijven, zoals Shell, zitten al decennialang in de lobby, dus die hebben het niet nodig om een sterspeler binnen te halen. Zij hebben allang hun contacten en hun netwerk."
Weten we eigenlijk wel goed genoeg over met wie Europese politici allemaal praten?
"Als het gaat om de transparantie en controle is dat een van de belangrijkste zaken waarvan we zeggen dat de regels beter kunnen. Wij weten niet precies met wie lobbyisten van de grote bigtechbedrijven gesprekken voeren in het Europees Parlement. Alle Europarlementariërs hebben de mogelijkheid om aan te geven met wie ze lobbygesprekken voeren, maar ongeveer de helft doet dat niet. Dan krijg je geen goed overzicht van wie er nou precies met wie heeft gesproken."
Is er veel weerstand tegen aanscherping van de regels over het openbaar maken met wie parlementariërs spreken?
"Er is zeker weerstand tegen. Er is een grote stroming binnen het Europees Parlement die zegt dat de vrijheid van het mandaat van de parlementariër wordt aangetast als hen gevraagd wordt te zeggen met wie ze gesproken hebben. Voor dat argument hebben we ook wel begrip. Daarom pleiten we alleen voor openbaarmaking van gesprekken die door lobbyisten zelf zijn aangevraagd. Als een parlementariër zegt dat ie graag met een bedrijf wil spreken om zijn technische kennis bij te spijkeren, of om gewoon te horen wat zo'n bedrijf te melden heeft, dan is dat prima. Zo'n gesprek hoef je ook niet openbaar te maken. Maar als Facebook bij jou aanklopt en aangeeft graag te praten over de komende richtlijn, dan vinden wij ten eerste dat een parlementariër zo'n gesprek alleen moet aangaan als een bedrijf ook in het lobbyregister is ingeschreven. Dat is het geval bij Facebook. Ten tweede vinden we dat parlementariërs zulke afspraken bekend moeten maken, zodat het publiek weet wie met wie ze hebben gesproken. De Commissie doet dat wel, maar niet op alle niveaus; alleen op het niveau van de commissarissen en de hoogste ambtenaren."
Hoe doet de Europese Commissie dat dan?
"Wat je bij de Commissie bijvoorbeeld ziet als het gaat om de digitale onderwerpen, kijkend naar de cijfers, is dat driekwart van de afspraken met commissarissen of hoge ambtenaren bij de Commissie met techbedrijven zijn. Dat betekent dus dat de stem van andere organisaties of ngo's veel minder sterk gehoord wordt en dat het bedrijfsleven een enorme invloed heeft op het formuleren van dat beleid. Door die gesprekken openbaar te maken, kun je al beter een schatting maken hoe het beleid tot stand is gekomen en hoe je de keuzes verklaart die de Commissie heeft gemaakt. Daarnaast hoop je ook dat door openbaarmaking de Commissie zelf veel meer de balans gaat opzoeken en veel meer zijn best gaat doen om te zorgen dat er meer evenwicht is met wie er gesproken wordt."
:strip_exif()/i/2004808868.jpeg?f=imagenormal)
Hebben parlementariërs voldoende kennis van technologie om een beetje goed beslagen ten ijs te komen?
"Het is sowieso goed als politici op de hoogte zijn van wat er gebeurt in de samenleving en begrijpen wat er speelt bij de grote thema's. Dat is ook ontzettend lastig. Ik denk dat je er begrip voor moet hebben dat er in een parlement mensen zitten die zich met verschillende onderwerpen bezighouden. Je hebt een kleine subgroep die zich bezighoudt met de grote technologiethema's en daarin ook echt gespecialiseerd is. Maar zelfs die specialisten houden zich ook weer bezig met tien verschillende dossiers. Het kan dan gaan over thema's als marktwerking, copyright, hoe schadelijk de inhoud van iets dat gepubliceerd wordt, voor kinderen is, of de rol die het speelt in opruiende tactieken van extreemrechtse partijen. Je hebt zoveel subspecialisaties dat je als parlementariër onmogelijk van alles op de hoogte kunt zijn en kunt weten hoe alles werkt. Op zich vind ik het ook wel efficiënt dat als je je met een bepaald dossier gaat bezighouden, informatie inwint bij de echte experts. Daar is volgens mij niets mis mee, zolang je niet naar één bron toegaat. Dat is wel wat je vaak ziet, dat bepaalde parlementariërs gaan aanleunen tegen een bepaald bedrijf of het bedrijfsleven en niet openstaan voor het verhaal van de andere kant. Daarom is die transparantie over afspraken zo belangrijk. Daardoor zal een parlementariër zich toch een beetje gedwongen voelen zich niet alleen bezig te houden met een deelbelang van één bedrijf, maar ook met het algemeen belang. Het kan natuurlijk ook de andere kant op gaan; dat een parlementariër alleen met een bepaalde ngo praat en verder met niemand."
De grote techbedrijven hebben natuurlijk diepe zakken, wat hen ook bij de lobby voordelen kan opleveren. Hoe ziet dat er in de praktijk uit?
"Het bedrijfsleven heeft in de regel inderdaad veel meer geld. Meer geld betekent meer lobbyisten. Dan kun je mensen invliegen en hotels boeken in Straatsburg, wat hartstikke duur is. Het klinkt gek, maar dat is een van de dingen waar je als ngo-lobbyist tegenaan loopt. Als je naar Straatburg wil, waar de plenaire vergadering van het Europees Parlement is, dan kost een hotel zo'n driehonderd euro per nacht en de reis kost nog eens een paar honderd euro. Dus met een kleiner budget ben je al snel duizenden euro's kwijt om één keer naar die plenaire vergadering te gaan. Voor een bedrijf als Facebook of Microsoft is dat peanuts. Daarmee schep je een soort ongelijk speelveld als het gaat om de beïnvloeding. Dat maakt het voor ngo's een stuk lastiger om door te dringen bij de parlementariërs."
Zou het ten aanzien van dat ongelijke speelveld helpen als het reizende circus tussen Brussel en Straatsburg zou verdwijnen?
"Dat zou zeker een verschil maken. In die zin biedt de huidige coronacrisis ook wel wat voordelen, omdat veel meer gesprekken, ook de lobbygesprekken, online worden gevoerd. Daarmee wordt de drempel voor ngo's verhoudingsgewijs een stuk lager dan toen zij nog naar Straatsburg en andere locaties moesten reizen voor gesprekken."
Is het niet minstens zo belangrijk dat naast verbetering op Europees niveau er ook stappen worden gezet bij de nationale regels en het nationale toezicht op de lobby?
"Dat klopt. Transparantie in Brussel is belangrijk. Daarmee is het helemaal niet zo slecht gesteld als je het vergelijkt met een heleboel lidstaten. We weten vrij veel over wat bedrijven en organisaties doen. Er is ook veel wat we nog niet weten. Daar komen we graag achter, maar toch weten we vrij veel. Als je dat vergelijkt met lidstaten als Nederland en België: daar zijn de lobbyregels heel beperkt. Waarom is dat belangrijk? Omdat wetgeving zoals die nu door het parlement wordt besproken, ook aan bod komt in de Raad. Daar zitten de lidstaten. Je moet dus niet alleen invloed uitoefenen in Brussel op het parlement, maar ook op de lidstaten die in de Raad stemmen over hetzelfde wetsontwerp. Als lobbyregels op nationaal niveau ontbreken of onduidelijk zijn, is het voor bedrijven heel aantrekkelijk om via de nationale lijn te gaan lobbyen, omdat je daar toch minder zichtbaar bent en waarschijnlijk meer je gang kunt gaan. We weten bijvoorbeeld niet hoeveel een bedrijf als Facebook of Google in Nederland uitgeeft aan de lobby, want ze zijn niet verplicht daar informatie over bekend te maken. Dat is natuurlijk het probleem. We vinden dat er in heel Europa regels moeten komen voor lobbyen, zodat we op alle niveaus beter inzicht hebben in wat er gespendeerd wordt en welke afspraken er gemaakt worden."
Kun je bepaalde verschillen herkennen in de aanpak en stijl die de verschillende individuele, grote techbedrijven hanteren bij hun lobbypraktijken?
"Die zullen er vast wel zijn, maar ik vind het lastig om dat precies te benoemen. Dat hangt ook sterk af van de personen die zo'n bedrijf vertegenwoordigen. Het heeft bijvoorbeeld ook vaak te maken met de stijl van de ceo. Facebook heeft bijvoorbeeld een reputatie van arrogantie en vrij agressief opereren in de discussie over lobbyen. Terwijl een bedrijf als Microsoft juist een heel constructieve opstelling heeft; misschien omdat ze door ervaring wijzer zijn geworden. Microsoft probeert toch, althans die indruk krijg je, om zoveel mogelijk de dialoog aan te gaan en niet al te veel op te vallen. Dat heeft deels te maken met verschillende strategieën en tactieken en deels ook met voor welke problemen ze staan. Bij Facebook hebben ze echt het idee: wat hier nu in Europa staat te gebeuren, kan enorme gevolgen hebben voor ons businessmodel. Dat is ook zo, denk ik. Dan grijpen ze misschien ook wat sneller naar een agressieve tactiek."
Er zijn natuurlijk allerlei methodes voor lobbyen. Naast directe gesprekken met beleidsmakers en politici worden ook de banden met academici genoemd en het financieren van allerlei organisaties zoals denktanks. Corporate Europe Observatory verwees naar een uitgelekt document waarin Googles lobbystrategie als volgt werd omschreven: mobiliseren van derde partijen en het creëren van interne conflicten. Hoe ziet dat er in de praktijk ongeveer uit, dat creëren van conflicten?
"Het kan bijvoorbeeld gaan om ambtenaren binnen een bepaald directoraat-generaal van de Commissie, waarvan een bedrijf weet dat het op een andere lijn zit dan de ambtenaren van een ander DG. Het DG mededinging is heel erg bezig met de vraag of bedrijven de marktorde verstoren, maar andere DG's zijn bijvoorbeeld veel meer bezig met de vraag hoeveel banen die grote bedrijven binnen Europa creëren. Nog weer andere zijn bezig met de vraag wat de impact op kinderen is van wat de bedrijven doen. Door met al die mensen af te spreken en bij ieder te bespreken waar ze het zelf het liefst over hebben, kun je ervoor zorgen dat het binnen een instelling als de Commissie veel lastiger wordt om consensus te bereiken over welk beleid gevoerd moet worden."
"Dat heb je ook in Brussel als gemeenschap. Een bedrijf als Facebook is lid van heel veel organisaties en doneert geld aan heel veel organisaties. Daarmee hebben ze op heel veel plekken een vinger in de pap, waardoor je een situatie krijgt waarin niemand meer echt onafhankelijk van Facebook zijn mening kan uiten. Je hebt dan allemaal wel op de een of andere manier een betrokkenheid bij dat bedrijf of dat bedrijf bij jou, waardoor je toch iets terughoudender bent in het geven van kritiek. Ze worden lid van een denktank of ze geven geld aan een organisatie voor start-ups. Dan zijn ze meestal niet de enige, maar dan gaat zo'n organisatie toch wat sympathieker kijken naar de standpunten die je als bedrijf voor het voetlicht probeert te brengen."
:strip_exif()/i/2004808902.jpeg?f=imagenormal)
Waar lopen jullie als Transparency International in de praktijk zoal tegenaan bij jullie taak van het in kaart brengen en verbeteren van de transparantie?
"Ten aanzien van de regels van mensen van de Commissie lopen we bijvoorbeeld nu tegen het probleem aan dat opeens de manier waarop de informatie gepubliceerd wordt, is gewijzigd. Daardoor kunnen we de data niet meer scrapen en moet het handmatig gedaan worden. Dat is gewoon een technische aanpassing en daar zijn we over in gesprek met de Commissie. Het gebeurde zonder waarschuwing; we merkten ineens dat het systeem was veranderd. Het heeft iets te maken met de manier waarop pdf's geüpload worden. Wij zeggen dan: zet dan Excel-bestanden online, want daar kunnen we prima mee aan de slag. Over dat soort zaken voer je dan een ellenlange discussie, die overigens nog steeds geen positief resultaat heeft opgeleverd. Ik ga hier niet uit van kwade wil; er wordt bij de Commissie een modernisering van de backend doorgevoerd met allerlei maatregelen en dan wordt er niet nagedacht over de impact op het scrapen zoals wij dat doen. Dat staat natuurlijk niet in de draaiboeken van de Commissie. Ik begrijp hoe het kan gebeuren, maar vervolgens is het natuurlijk wel belangrijk dat ze het rechtzetten en dat heeft heel wat voeten in de aarde."
"Het kunnen dat soort kleine dingen zijn die het lastig maken om voor transparantie te zorgen. Hetzelfde geldt bij het parlement. De verklaring van financiële belangen die alle Europarlementariërs moeten indienen, waaraan je moet kunnen zien of ze een belangenconflict hebben, wordt door elke parlementariër op een eigen manier ingevuld en gepubliceerd. Het is ontzettend lastig om die data te analyseren. Vaak zijn er wel regels voor transparantie, maar is het heel lastig om te kijken of die ook nageleefd worden."
De coronacrisis en de vele digitale overleggen bieden misschien voordelen voor minder draagkrachtige bedrijven en organisaties, maar ik kan me voorstellen dat het voor Transparency International ook nogal wat gevolgen heeft gehad voor hoe effectief jullie je werk kunnen doen?
"Sinds de coronacrisis is het enerzijds ingewikkelder geworden, want er zijn bijvoorbeeld veel meer online meetings en veel meer contacten via appjes, is onze indruk. Er zijn veel meer telefoongesprekken waar vroeger klassieke meetings plaatsvonden. Dan zie je direct dat dat soort meetings niet meer verschijnen in de data en moeten wij dus proberen te zorgen dat dat nog wel gebeurt. Tegelijk wordt transparantie ook als minder urgent gezien. Vaak wordt het toch neergezet als een luxeproduct dat in tijden van crisis terzijde kan worden geschoven. Terwijl het natuurlijk juist nu belangrijk is dat mensen weten wat er gebeurt, hoe het beleid wordt gemaakt en wie er invloed op heeft."
Transparantie kan een zelfcorrigerend effect teweegbrengen, maar is dat genoeg? Zou het niet beter zijn om verder te gaan, bijvoorbeeld het invoeren van bepaalde restricties voor hoge ambtenaren en commissieleden, zodat ze niet zomaar met iedereen mogen praten?
"Daar geloven wij niet in. Uiteindelijk moeten beleidsmakers zelf kunnen bepalen met wie ze praten om tot een bepaald voorstel of een bepaalde aanpassing te komen. Door te verlangen dat ze daarin transparant zijn, dus dat je weet met wie ze spreken, gaan ze vanzelf kijken of ze dat op een evenwichtige manier doen. Praat ik wel met alle verschillende actoren? Hoe zal dit gesprek met die actor gezien worden als dit straks bekend wordt? Dat is de stok achter de deur die wij hebben. Transparantie is het middel om ervoor te zorgen dat als er zaken voorkomen die niet kunnen, die vanzelf aan het licht komen of niet meer voorkomen."
"Wij zijn het vaak op thema's niet eens met wat een bedrijf vindt, maar we vinden wel dat zo'n bedrijf het recht heeft om het punt naar voren te brengen. Bovendien zijn er ook discussies waarin ngo's aan dezelfde kant staan als een groot bedrijf. Als het bijvoorbeeld gaat om de vrijheid van meningsuiting of dat voorbeeld van de copyrightwetgeving. Toen zag je juist dat heel veel organisaties aan de kant stonden van een bedrijf als Google. Weliswaar om heel andere redenen, maar ze waren het wel met het bedrijf eens dat je niet de vrijheid van kunstenaars of creators moet beknotten door allerlei beperkingen op te leggen aan wat je kunt hergebruiken op internet. Het is niet zo dat bedrijven per definitie fout of slecht zijn, maar je moet ze wel in de gaten kunnen houden en dat is wat vaak nog ontbreekt."
Wat is nu het belangrijkste dat in jouw ogen moet gebeuren ter bevordering van de transparantie?
"Het urgentst vind ik ervoor zorgen dat de politici allemaal transparant gaan opereren. Dat zie je aan het bekendmaken van de lobbyafspraken; dat slechts de helft van de parlementariërs dat doet, is echt onvoldoende. We hebben wel cijfers over hoeveel afspraken Apple, Facebook en Google hebben in het Europees Parlement, maar zolang we dat maar van de helft van de parlementariërs weten, kun je je geen goed beeld vormen van wat er precies aan de hand is. Is dit het topje van de ijsberg of is dit alweer driekwart van alle afspraken die deze bedrijven hebben? Daar is geen peil op te trekken. Dat maakt het heel moeilijk om er vervolgens conclusies uit te trekken. Hetzelfde geldt een beetje bij de Commissie. We weten met welke hoge ambtenaar of Commissarissen die bedrijven afspreken. De desk officer en de head of unit zitten echter op het niveau waar toch het meeste werk wordt gedaan voor het ontwikkelen van wetgeving en het handhaven van de uitvoering. Die contacten hoeven niet in dat openbare register en daarvan weten we dus niet wat er gebeurt. Dat zou ook het geval moeten zijn; dat is voor ons het belangrijkste."