Boze boeren trekken dinsdag in een defilé door Den Haag. Dit keer zijn de pijlen gericht op onder andere de Omgevingswet. Die moet het vergunningenstelsel in heel Nederland vereenvoudigen, maar de boeren denken dat ze daardoor benadeeld worden. Maar er is nog een andere reden om de controversiële wet eens nader te bekijken. Het is namelijk het zoveelste voorbeeld van een groot ict-project van de overheid dat vertraging oploopt en zijn budget ver overschrijdt.
De wet
De Omgevingswet is een groot project. De plannen ervoor zijn al jaren oud, en officieel werd het project in 2015 door de Tweede Kamer en in 2016 door de Eerste Kamer goedgekeurd. Volgens de oorspronkelijke plannen had het al lang en breed doorgevoerd moeten zijn. Maar met name de ict gooide roet in het eten. Daardoor is de Omgevingswet uitgesteld, aanvankelijk tot 1 januari van volgend jaar maar inmiddels al tot 2022.
De wet is ambitieus. Hij wordt ook wel 'de grootste wetswijziging sinds de invoering van de Grondwet' genoemd. De wet is vooral een bundeling van bestaande wetten. Alle wetten en regels die nu van toepassing zijn op de indeling van het Nederlandse landschap komen daarmee samen onder één wet, en dat zijn er nogal wat. Het gaat om zeker 26 losse wetten en enkele duizenden Algemene maatregelen van bestuur die bij elkaar worden gevoegd. Het gaat dan bijvoorbeeld om de Monumentenwet en de Wet ruimtelijke ordening, die bepalen waar bepaalde gebouwen mogen worden geplaatst of welke verbouwingen zijn toegestaan.
Nieuw loket
Onderdeel van de Omgevingswet is een portal waar burgers informatie kunnen vinden over vergunningen en bestemmingsplannen
De Omgevingswet is niet louter een politiek project waar vooral ambtenaren achter de schermen iets aan hebben. Ook voor burgers is het nieuwe digitale loket relevant. Wil je bijvoorbeeld een nieuwe dakkapel op je huis zetten of een boom kappen of iets anders bouwen of verbouwen, dan kom je niet meer terecht bij het vergunningsstelsel of bestemmingsplan van de gemeente, de provinciale verordeningen of misschien wel de landelijke regels die ergens in documenten zijn vastgelegd. Je hoeft dan niet bang te zijn à la Arthur Dent een belangrijk document over het hoofd te zien, maar kunt die informatie onder de Omgevingswet in één portal opzoeken. Dat is het DSO of Digitaal Stelsel Omgevingswet, en het is een opvolger van wat nu bekend staat als het Omgevingsloket.
In het DSO kunnen burgers in theorie heel makkelijk aanvragen doen voor nieuwe verbouwingen of informatie opvragen over hun huis of buurt. Het DSO moet een interactieve site worden waarin burgers als een vragenboom bij het juiste project en de goede informatie terecht komen. Die burgerparticipatie is een van de huzarenstukjes van de wet, maar ook een van de ingewikkeldste, want hier komen al die duizenden regels en documenten bij elkaar.
Ict-issues
Een behoorlijke onderneming dus. Een die alleen werkt met een goede technische backbone. Precies daar gaat het mis. Ga maar na: tientallen Nederlandse organisaties moeten hun systemen met elkaar laten samenwerken. Rijkswaterstaat moet informatie kunnen uitwisselen met het Kadaster, verschillende overheidsinstanties van de Rijksoverheid tot aan waterschappen en alle individuele gemeenten. Allemaal gebruiken ze op dit moment een eigen ict-infrastructuur voor het regelen van dergelijke vergunningen en allemaal moet het straks met elkaar onderling samenwerken.
Wie ict-projecten bij de overheid een beetje in de gaten houdt, kon de bui al zien hangen. Na de debacles rondom C2000, de ov-chipkaart en het UWV werd het Bureau Ict-Toetsing of BIT opgericht om toezicht te houden op computerprojecten bij de overheid. In 2017 keek het BIT ook naar de Omgevingswet. Er volgde een vernietigend rapport. De belangrijkste conclusie: "Het programma zet een te grote stap en brengt daarmee realisatie van bestuurlijke ambitie mogelijk in gevaar". Ofwel: de Omgevingswet is te groot en megalomaan en daarmee is er een grote kans op falen. Bovendien concludeerde het BIT het volgende: de 'te dure ict-oplossing' heeft te weinig 'structurele voordelen' voor eigenlijk iedereen die erbij betrokken is.
Het grootste probleem in de Omgevingswet is de complexe ict-structuur ervan
Centraal in die ict-problemen staat het DSO, of het Digitaal Stelsel Omgevingswet. Dat is een overkoepelend systeem waarin burgers terecht kunnen als ze bijvoorbeeld een vergunningsaanvraag willen doen of informatie willen opzoeken. De 355 Nederlandse gemeenten moeten hun eigen vergunningssystemen daar dus aan koppelen. De waterschappen en provincies moeten hun besluiten in hun eigen software zetten en het van daaruit vervolgens doorzetten naar het DSO en datzelfde geldt voor het Kadaster en andere soortgelijke overheidsinstellingen. Maar zoveel verschillende systemen aan elkaar koppelen, is makkelijk gezegd, maar niet makkelijk gedaan.
Het DSO kent veel problemen, stelt de toezichthouder, en bijna allemaal wordend ze veroorzaakt door de omvang van de Omgevingswet. Zo moeten alle deelnemende organisaties begrippen definiëren in een centrale catalogus. Dat komt neer op een totaal van meer dan 90.000 begrippen. Ook worden er nieuwe onderdelen aan de wet toegevoegd die moeilijk te maken zijn. Het DSO krijgt bijvoorbeeld een algoritme dat voor de gebruiker meteen de meest relevante informatie moet tonen. Maar omdat de informatie uit duizenden bronnen komt, is dat veel te ingewikkeld en is überhaupt nog onbekend hoe het eruit moet komen te zien. Ook zou het aantal 'vragenbomen' door de grote hoeveelheid informatie exponentieel oplopen en kost het veel tijd om alle documenten die worden aangeleverd om te zetten naar het juiste formaat, inclusief de juiste metadata.
In het rapport stond ook de waarschuwing dat het project duurder zou uitvallen dan eerst begroot. Het zou 150 miljoen euro gaan kosten om de DSO-software te bouwen, maar in 2017 verwachtte de BIT al dat dat '20 tot 60 miljoen euro hoger zou uitvallen'. Ook de 'structurele ict-kosten' waren te laag ingeschat volgens de toezichthouder.
De conclusie van het BIT was duidelijk: de centrale ict-systemen moesten tot 'een absoluut minimale invulling' worden gereduceerd, met reële eisen voor de ontwikkelaars en alleen de belangrijkste functies. In plaats van alle informatie voor burgers in één niet-werkend ict-systeem te stoppen, adviseerde het BIT burgers te wijzen op apps en diensten die gewoon al beschikbaar zijn, zoals de website van de Rijksoverheid of de Berichten over uw buurt-app.
Nog altijd problemen
De overheid nam de conclusies destijds schoorvoetend over en besloot inderdaad verder te ontwikkelen aan een minimaal systeem. Recent kwam het BIT echter met een vervolg van het originele onderzoek. De belangrijkste conclusie: de ict levert nog steeds grote problemen op. "We maken ons nog steeds zorgen over de tijdige invoering, ondanks dat is besloten de invoering van de Omgevingswet een jaar uit te stellen. De conclusie is hard. Inmiddels zou meer dan negentig procent van het budget zijn uitgegeven aan ontwikkeling van het Digitaal Stelsel, maar het is volgens het BIT nog steeds niet duidelijk of het 'praktisch werkbaar is'.
Er zijn tientallen problemen die het BIT in de nieuwe software ontdekte. Zo is er het risico dat de grote hoeveelheden vragenbomen constant bij dezelfde vragen terecht komen, omdat er simpelweg te veel regels zijn vanuit bijvoorbeeld de gemeentes, de provincies en de waterschappen. Een ander probleem is dat er speciaal voor de Omgevingswet een nieuwe overheidsstandaard wordt ontwikkeld voor het delen van documenten. De STOP-standaard, ofwel de Standaard voor Officiële Publicaties, is vertraagd. Daardoor ontstaan allerlei problemen zoals 'de vraag of de Viewer in alle gevallen de juridische werkelijkheid correct representeert'.
:strip_exif()/i/2004006790.jpeg?f=imagemedium)
moest de Omgevingswet uitstellen.
De DSO-software heeft ook problemen met het ontwikkelproces in het algemeen. Zo kunnen de makers moeilijk inschatten wat de capaciteits- en performance-eisen van de software precies zijn. Die worden gebaseerd op schattingen op basis van oude data en het BIT zegt dat het nergens een performancetest heeft gevonden. Een bijkomend probleem is dat de systeemcomponenten en de gebruikte standaarden telkens veranderen en dat het niet duidelijk is of de software überhaupt met zoveel verschillende versies kan omgaan.
Het BIT wijst specifiek naar het ontwikkelproces. Ontwikkelaars werken volgens een agile-methode voor softwareontwikkeling, maar dat staat haaks op het feit dat het soms maanden duurt voordat bepaalde voortgangsrapportages worden opgeleverd. Ook is er geen kritieke-pad-planning waardoor ontwikkelaars niet weten wanneer welke releaseversies uitkomen en wat daar precies in staat.
Door al die vertragingen vragen steeds meer betrokken partijen zich de laatste jaren af of het Digitaal Stelsel Omgevingswet nog wel nut heeft. Moet de overheid er niet gewoon mee stoppen? Daarbij lijkt de sunk cost fallacy al om de hoek te komen kijken. Eerder deze week besloot minister Ollongren van Binnenlandse Zaken namelijk dat het project gewoon door moet gaan, maar dan wel in afgeslankte vorm. De minister volgt het advies van het BIT. Als het systeem wordt doorgezet moet het computersysteem DSO het aanvankelijk met minder functies doen. Het gaat dan om een 'basisniveau', waarbij eerst wordt gekeken naar gebruikerservaringen voordat 'grootschalige functionaliteit' wordt toegevoegd.
De hoop van het kabinet is nog steeds om per 1 januari 2021 te beginnen met het testen van de eerste softwarefunctionaliteiten, en dan precies een jaar erna officieel van start te gaan. Het kabinet staat in dit dossier onder druk. Het politieke draagvlak voor de wet kan zomaar wegvallen door alle vertragingen, en het is goed mogelijk dat de ontwikkeling helemaal wordt stopgezet als er een nieuw kabinet komt na de verkiezingen van volgend jaar. Op 25 november debatteert de Tweede Kamer over de toekomst ervan.