IBM heeft zijn nieuwste rekenmonster tijdens het jaarlijke supercomputing-symposium in Portland gepresenteerd. Het bedrijf gaf details over de hardware van BlueGene/Q prijs; de supercomputer krijgt 16384 cores aan boord.
De eerste opvolger van de BlueGene/P-systemen, die IBM momenteel aan klanten uitlevert, wordt in het Lawrence Livermore National Laboratory gebouwd. Deze BlueGene/Q-supercomputer, met de naam Sequoia, wordt opgebouwd uit 96 racks met hardware. Elk rack wordt op zijn beurt gevuld met 32 zogeheten drawers, die weer ieder uit 32 modules of nodes bestaan. Een node bevat een 64bits-processor met 17 PowerPC-cores en 16GB ddr3-geheugen. Zestien cores zijn voor de hpc-taken, terwijl de zeventiende core voor het besturingssysteem wordt gebruikt. Daarmee komt het aantal hpc-cores per rack op 16384 stuks, met evenzoveel gigabyte aan geheugen.
Het complete systeem met 96 racks bestaat uit 1.572.864 hpc-cores met een kloksnelheid van 1,6GHz, die ieder vier threads aankunnen. De 96 racks van Sequoia worden gebruikt voor berekeningen, terwijl de extra core van elke node zich moet bezighouden met het aansturen van de supercomputer. Die extra cores zijn nodig om de Linux-versie van IBM te draaien. De nodes communiceren onderling via optische fiber-interconnects die de nodes als 5d-mesh-netwerk aan elkaar knopen. BlueGene/Q wordt door waterkoeling op een temperatuur tussen de 15 en 18 graden Celcius gehouden.
De rekenkracht van BlueGene/Q bedraagt voor de Sequoia-uitvoering 20,13 petaflops. Een versie met slechts 48 racks, die voor het Argonnne National Laboratory moet worden gebouwd, krijgt 10pflops aan rekenkracht. Per rack betekent dat bijna 210tflops, een vervijftienvoudiging ten opzichte van de 14tflops per rack van de BlueGene/P-serie. Een door IBM gebouwd half rack haalde in november een Linpack-score van 65,3tflops en bezette daarmee de 114e plaats in de supercomputer Top500-lijst. Sequoia moet in 2012 bijna tweehonderd keer zo hoog scoren.
