Medewerkers van het FOM-Instituut voor Atoom- en Molecuulfysica in Amsterdam hebben een meetinstrument ontwikkeld waarmee het magneetveld van licht gedetecteerd kan worden. Tot dusver was het zwakke veld moeilijk waar te nemen.
De wetenschappers van het in Amsterdam gevestigde AMOLF, ofwel het FOM-Instituut voor Atoom- en Molecuulfysica, werkten samen met onderzoekers van het Nederlandse bedrijf LioniX aan de sensor. Aangezien licht bestaat uit een elektromagnetische golf, heeft deze een elektrisch en een magnetisch veld. Beide hebben een zeer hoge frequentie, waarbij alleen het elektrisch veld meetbaar is. Het magneetveld interacteert vrijwel niet met materie, waardoor deze zeer moelijk is waar te nemen.
De onderzoekers van het FOM-Instituut ontwikkelden echter een sensor die dit magneetveld indirect kan waarnemen: de sensor of optische nanoprobe zet de magneetvelden om in een elektrische stroom. De sensor bestaat uit een ring met daarin een spleet ter grootte van 40 nanometer, waarbij de spleet als condensator dienst doet. De stroom oscilleert met een frequentie van enkele honderden terahertz en wordt weer omgezet in een lichtsignaal dat via een glasvezel naar een fotodiode wordt geleid en daar gedetecteerd wordt.
De sensor kan een rol spelen in onderzoek naar nanostructuren, waarbij met name metamaterialen onderzocht zouden kunnen worden. Deze materialen komen normaal niet in de natuur voor en hebben een negatieve brekingsindex als bijzondere eigenschap. Hierdoor zouden ze bijvoorbeeld als 'onzichtbaarheidsmantel' ingezet kunnen worden. Het onderzoek van de Nederlanders wordt in de wetenschappelijke uitgaven Science en ScienceExpress gepubliceerd.
