Volgens onderzoek door een Britse denktank is er geen reden om te geloven dat extremisten jongeren via internet ronselen. Europese en Nederlandse plannen om radicale sites te blokkeren zouden niet alleen ineffectief maar ook zinloos zijn.
Een onlangs gepubliceerd rapport van het onafhankelijke International Center for the Study of Radicalization and Political Violence stelt dat er nauwelijks aanwijzingen zijn voor het bij verschillende politici te vinden geloof dat internet een belangrijke rol speelt bij de radicalisering van moslimjongeren. Extremistische websites preken volgens de denktank namelijk hoofdzakelijk voor eigen parochie. Bovendien stellen de onderzoekers dat voornemens over het filteren en blokkeren van radicale websites geen zoden aan de dijk zullen zetten: dit zal hooguit bepaalde statische content tegenhouden maar geen invloed hebben op het dynamische, conversationele deel van het internet zoals instant messaging en chats op sociale netwerken en in virtuele werelden. Volgens de onderzoekers vindt 'zelfradicalisering', waarbij er niet of nauwelijks een relatie van de radicaliserende persoon met de buitenwereld is, slechts hoogst zelden plaats. Er zou geen reden zijn om aan te nemen dat deze situatie in de toekomst zal veranderen.
De studie is een nieuwe indicatie dat de eind 2007 in gang gezette en door Nederland gesteunde Europese plannen om 'haatzaaiende' websites te blokkeren teneinde de kans op terreuraanslagen te verminderen, de plank misslaan. In het huidige Nederlandse regeerakkoord staat zelfs dat het doorgeven van 'radicaliserende boodschappen' door isp's moet worden verboden - iets dat volgens de Britse studie dus niet enkel buitengewoon lastig zou zijn maar ook zinloos. Bovendien, zo stellen de onderzoekers, leiden dergelijke maatregelen waarschijnlijk tot protesten vanuit de bevolking. Ook moet het gevaar niet worden onderschat dat er teveel materiaal wordt geblokkeerd en de zwarte lijsten worden uitgebreid met meer soorten materiaal dat door de autoriteiten als ongewenst wordt bestempeld. Een recent voorbeeld is de wens van de Zweedse politie om The Pirate Bay in een kinderpornofilter op te nemen.
De opstellers van het rapport zien meer in het aanpakken van specifieke websites die een aantoonbaar gevaar vormen, en het beschikbaar stellen van centrale plaatsen waar internetters klachten kunnen deponeren, zoals niet lang geleden in Frankrijk werd voorgesteld. Ook moet jongeren op school worden geleerd om kritisch naar content op het web te kijken. Maar bovenal lijkt het rapport de politiek te willen bijbrengen dat de baten van blokkeren en filteren niet opwegen tegen de kosten - niet alleen de financiële, maar ook de maatschappelijke kosten.
Opvallend genoeg bracht een denktank van de Australische regering vorige week juist een rapport uit waarin is te lezen dat het internet een steeds krachtiger wapen wordt bij het radicaliseren van de jeugd in Zuidoost-Azië. Dat zou te maken kunnen hebben met andere maatschappelijke omstandigheden in dat deel van de wereld, maar het is ook niet ondenkbaar dat de tegengestelde conclusie in het rapport te maken heeft met het feit dat Australië - naast Singapore - een van de opstellers van het rapport is: dat land is immers bezig strenge wetgeving op te stellen met betrekking tot het filteren van content op het web.