Google Earth-gebruikers hebben er een nieuwe categorie locaties bij: de zoekgigant heeft verwoestingen en vluchtelingenkampen in Darfur in kaart gebracht. Het 'Genocide Prevention Mapping Initiative' moet zorgen dat misdadige regimes niet zomaar hun gang kunnen gaan.
Samen met het U.S. Holocaust Memorial Museum hoopt Google de internationale gemeenschap te overtuigen dat in het westen van Soedan genocide plaatsvindt. De regering van Soedan ontkent al jaren dat er sprake is van volkerenmoord, en wijst internationaal ingrijpen af als 'ongewenste inmenging in binnenlandse aangelegenheden'. Volgens schattingen zijn sinds het uitbreken van het conflict in 2003 al rond de 400.000 mensen gedood en miljoenen Soedanezen zijn hun woonplaats ontvlucht, maar volgens het internationaal recht is genocide niet bewezen. De Verenigde Naties publiceerden in 2005 nog een rapport waarin weliswaar werd bevestigd dat er op grote schaal verkrachting en moord plaatsvond, maar waarin ook werd gesteld dat 'de intentie tot het plegen van genocide' ontbrak. Tot op heden bleef ingrijpen door de internationale gemeenschap daarom ook uit, en Google hoopt dat de publiciteit bij de 200 miljoen Earth-gebruikers daar verandering in zal brengen.
Googles deelname aan het project is om een aantal redenen bijzonder. In de eerste plaats levert het bedrijf met zijn satellietbeelden een overzicht van brandhaarden waaruit de schaal van de verschrikkingen moet blijken: meer dan honderdduizend verwoeste gebouwen en tientallen kampen met elk vele tienduizenden vluchtelingen zijn in kaart gebracht. Bovendien is een karrevracht beeldmateriaal, persoonlijke getuigenissen en videoreportages online gezet. De omvang van de ramp die het Oost-Afrikaanse land heeft getroffen wordt daarmee weliswaar voor een groot publiek inzichtelijk, maar nieuw bewijs of argumenten voor een politieke koerswijziging heeft het bedrijf niet paraat. Daarmee is het initiatief een op zichzelf staand politiek statement: Google en het Holocaust Memorial Museum proberen om druk op de internationale gemeenschap uit te oefenen. 'De wereld heeft een beroerde reputatie als het om tijdig reageren op genocide gaat', vertelde museumdirecteur Sara Bloomfield. Volgens haar kan het 'Initiative' door het verstrekken van informatie helpen om 'overheden en anderen' sneller te laten ingrijpen: 'Machthebbers moeten weten dat ze in de gaten gehouden worden.'
Hoewel het project op het eerste gezicht nobel lijkt, moeten er wel de nodige kanttekeningen bij Googles deelname geplaatst worden. Naast informatie over de humanitaire ramp, linkt Earth ook naar pagina's waarop te lezen is hoe media en politici onder druk gezet kunnen worden. Earth-gebruikers 'met een geweten' zouden in actie moeten komen, waarmee Google op zijn beurt flinke sociale druk op zijn gebruikers uitoefent, wat als een opmerkelijke stap voor een in theorie onpartijdige informatieaanbieder gezien mag worden. Met de stellingname lijkt de neutraliteit van bijvoorbeeld Google News in het geding te komen. Bovendien is het juist die onafhankelijkheid die Google - volgens eigen zeggen - eerder bewoog om bijvoorbeeld, en ondanks onweerlegbaar bewijs van mensenrechtenschendingen, actief te worden op de Chinese markt. De beide organisatoren van het initiatief zeggen dat in de toekomst ook andere mogelijk genocidale conflicten in kaart gebracht kunnen worden; de vraag is dan of Google wel de aangewezen partij is om te beslissen welke conflicten onder de aandacht gebracht moeten worden. Het zou interessant zijn geweest om te zien of het Irak van 2001 aandacht van het Amerikaanse bedrijf zou hebben gekregen, maar op herhaling van een dergelijk conflict zal helaas niet al te lang hoeven te worden gewacht. Google zal dan ook spoedig politiek kleur moeten bekennen.
