Volgens Jonathan Potter van DiMA, de groep die de belangen van digitale muziekwinkels behartigt, zijn het de muziekuitgevers die de schuldigen zijn van het succes van de p2p-netwerken. De royalties die de organisaties vragen voor de legale distributie van de digitale muziek zijn te hoog, zo sprak hij eergisteren op het Digital Music Forum in New York. Het gedeelte dat naar de componisten en artiesten gaat is gestegen van 7,5 naar 9,1 procent van de prijs die betaald moet worden voor een muzieknummer. Het grootste gedeelte van de aanschafkosten, rond de 63 procent van de aanschafprijs, is voor de platenmaatschappijen zelf, maar dit liet Potter koud. Hij richtte zijn kritiek voornamelijk op de bedrijven die het geld innen voor de artiesten en componisten. De man waarschuwde dat als de prijs van een muziekstuk te hoog is, de klanten hun toevlucht zullen zoeken in de gratis p2p-alternatieven.
De toehoorders, waaronder overigens geen woordvoerders van de beschuldigde partijen aanwezig waren, konden zich vinden in Potters standpunt. Wel was er een countryliedjesschrijver aanwezig die het niet eens was met het beeld dat geschetst werd door het hoofd van DiMA. Volgens hem kunnen de artiesten niet anders dan via deze weg het geld innen wat hen toe zou komen, omdat ze gedwongen worden om genoegen te nemen met een steeds kleiner percentage van de opbrengsten van hun werk. The Register nam nog contact op met Steve Gordon, voormalig advocaat van Sony, voor een reactie op Potters beschuldigingen. Hij was het volstrekt oneens met zijn visie: 'I've a lot of time for Jonathan but he's er, obfuscating things. There's a huge barrier to entry - and it's set by the recording rights holders'.