De Autoriteit Persoonsgegevens is van mening dat het toezicht op de nieuwe richtlijn betaaldiensten bij zichzelf moet komen te liggen en niet bij De Nederlandsche Bank. De toezichthouder wil daarom dat de implementatiewetgeving wordt aangepast.
De privacytoezichthouder schrijft dat in een advies over een deel van de voorgestelde regels die de Europese betaaldienstenrichtlijn, oftewel PSD2, om moeten zetten in Nederlands recht. Die regels noemen nu nog De Nederlandsche Bank als toezichthouder op de bescherming van persoonsgegevens onder de nieuwe richtlijn. Volgens de AP is het beter om het volledige toezicht bij zichzelf neer te leggen, omdat de organisatie ook waakt over de toepassing van de Algemene verordening gegevensbescherming, die in mei van dit jaar van kracht wordt. Nederland zou de enige lidstaat zijn die het toezicht op de regels voor betaaldiensten onderbrengt bij twee instanties, aldus de AP in een brief aan de minister van Financiën.
De toezichthouder adviseert bovendien om de conceptregels voor implementatie te herzien, omdat deze niet altijd stroken met de eerdergenoemde privacyverordening. Zo maakt het implementatiebesluit, dat de vorm aanneemt van een AMvB, bijvoorbeeld onderscheid tussen persoonsgegevens en gevoelige betaalgegevens. Dit is volgens de Autoriteit Persoonsgegevens niet juist, omdat betaalgegevens ook gewoon onder de definitie van persoonsgegevens vallen.
De betaaldienstenrichtlijn moet het mogelijk maken om de markt te betreden voor nieuwe aanbieders van dergelijke diensten. De richtlijn werd eind 2015 aangenomen. Volgens de EU zijn de nieuwe regels nodig omdat 'innovatieve aanbieders' niet goed te vatten waren in de regels van de voorgaande richtlijn. Onder de regels mogen de aanbieders betaalgegevens opvragen bij banken en moeten klanten hier eerst toestemming voor geven. Financieel toezichthouder AFM waarschuwde eerder dat dit stelsel ook gevoelig is voor misbruik.