Volgens een onderzoek van Symantec zijn de CIA-tools die WikiLeaks publiceerde in de Vault 7-bestanden, gebruikt om doelwitten in 16 landen aan te vallen. Het bedrijf schrijft de activiteiten toe aan de zogenaamde Longhorn-groep, die actief is sinds 2011.
Onder de doelwitten zijn veertig bedrijven in Europa, het Midden-Oosten, Azië en Afrika. Daarbij gaat het onder meer om overheden, banken, telecombedrijven, energiebedrijven en ict-ondernemingen. In een enkel geval werd een bedrijf in de VS geïnfecteerd, maar daar werd binnen enkele uren een uninstaller gedraaid, wat erop wijst dat het bedrijf mogelijk niet opzettelijk was aangevallen.
Er zijn sterke overeenkomsten tussen de door Longhorn gebruikte tools en de beschrijvingen uit de WikiLeaks-publicatie van begin maart. Zo komen de vernieuwingen in de changelog van de Fluxwire-tool overeen met de data waarop Symantec die veranderingen detecteerde in een tool die het zelf de naam Corentry heeft gegeven. Daardoor twijfelt het bedrijf er nauwelijks aan dat het om dezelfde tool gaat.
Andere overeenkomsten bestaan tussen de CIA-specificatie 'Fire and Forget' en een specificatie die bij Symantec bekendstaat als de Plexor-backdoor. Ook de eisen voor cryptografische protocollen, die onder andere ssl en aes met een 32bit-sleutel vragen, komen overeen met de bevindingen van het beveiligingsbedrijf.
Symantec heeft ook details over de werkwijze van Longhorn bekendgemaakt. Zo wordt duidelijk dat de groep van tevoren over informatie over het doelwit beschikte. De groep gebruikt bijvoorbeeld specifieke aanduidingen in malware en aparte c2-servers per doelwit. Daarnaast worden zogenaamde group id's en site id's gebruikt om doelwitten te identificeren. Daarvoor werden in een bepaald geval 'redlight' en 'roxanne' gebruikt, als verwijzing naar het bekende nummer van The Police.
Voordat het de huidige connectie vaststelde, classificeerde Symantec de Longhorn-groep als 'een goed uitgeruste organisatie die is gespecialiseerd in het vergaren van inlichtingen'. Symantec gaat niet zo ver dat het daadwerkelijk de link legt tussen de CIA en Longhorn, maar geeft aan dat de overeenkomsten zeer sterk zijn. Andere bevindingen die daarop lijken te duiden, zijn onder andere de constatering dat de groep actief was tijdens kantooruren en dat er vaak gebruik werd gemaakt van typisch Noord-Amerikaanse termen, zoals 'scoobysnack'.