Een groep journalisten concludeert dat overheden in veel Europese landen voor het laten functioneren van hun it-systemen te afhankelijk zijn van Microsoft. Dat zou de systemen onder meer kwetsbaar maken en de beveiliging van persoonsgegevens in gevaar brengen.
De onderzoekers stellen dat de systemen van ongeveer alle Europese overheden gebaseerd zijn op software van Microsoft. Omdat de digitale systemen steeds belangrijker worden, worden de Europese landen steeds afhankelijker van Microsoft. De Europese Commissie is geen uitzondering en zei dat ze in feite een 'gevangene' van Microsoft is. Dit blijkt uit het onderzoek van de groep journalisten, die werken onder de naam 'Investigate Europe'.
Volgens computerwetenschapper Martin Schallbruch zijn veel overheden zozeer afhankelijk van Microsoft dat ze eigenlijk niet de mogelijkheid hebben andere software te gebruiken. Hij stelt dat veel Europese landen daardoor het risico lopen om de controle op hun it-infrastructuur kwijt te raken. Om deze risico's te verkleinen kan er overgestapt worden op een onafhankelijke it-architectuur, maar dat vergt volgens Shallbruch enorme investeringen. Staten schrikken daarvoor terug en houden op die manier het monopolie van Microsoft in stand.
Volgens de journalisten is het geen toeval dat alle grote hacks van de afgelopen jaren die waren gericht op de Europese Commissie en het Europees Parlement, gebruik maakten van kwetsbaarheden in software van Microsoft. Het National Institute for Standards and Technology in de VS heeft vastgesteld dat Microsoft Office in de afgelopen drie jaar 188 exploits heeft gehad, terwijl dat er bij LibreOffice in dezelfde periode maar dertien waren.
Europese landen hebben ook te maken met het feit dat Microsoft zich moet houden aan Amerikaanse wetten. Hierdoor kan het bedrijf door de Amerikaanse autoriteiten worden gedwongen toegang te verschaffen tot persoonlijke informatie van Europese burgers die Microsoft bijvoorbeeld op haar cloudservers heeft staan.
Volgens advocaat en Europees Parlementslid Jan Phillip Albrecht is het zelfs ongrondwettig om nog langer producten van Microsoft te gebruiken. Autoriteiten kunnen volgens hem niet garanderen dat persoonlijke data over burgers beveiligd blijft zolang er gebruik wordt gemaakt van software die de autoriteiten niet kunnen controleren. Hij stelt dat Europa zichzelf los kan maken van de afhankelijkheid van Microsoft door over te stappen op open standaarden en een Europese software-industrie op te zetten, net zoals Europa zich in verleden via Airbus heeft losgemaakt van de afhankelijkheid van Boeing.
Een dergelijke overstap zou ook veel geld schelen. Veel Europese overheden blijken niet te weten in hoeverre ze geld kwijt zijn aan royalties. Een analist stelde dat er elk decennium zo'n 20 miljard euro aan Europees belastinggeld naar Microsoft gaat.
In 2014 heeft het Europees Parlement opgeroepen om meer werk te maken van het gebruik van open standaarden, maar daar lijkt nog altijd geen tot weinig animo voor te zijn. De Eurocommissaris voor de Digitale interne markt, Andrus Ansip, wilde hier niet over praten en een functionaris onder hem zei dat dit onderwerp geen grote zorg is. De journalisten wijzen op het feit dat Facebook, Google en Amazon allemaal wel die onafhankelijkheid hebben doordat ze gebruik maken van open source software. China is daar nu ook mee bezig.
Een ander bezwaar is de vaststelling dat concurrenten bij de aanbestedingen nauwelijks een kans krijgen. Tijdens openbare aanbestedingen wordt er alleen gezocht naar aanbieders die licenties van Microsoft aanbieden op basis van bepaalde voorwaarden die in een eerder stadium middels raamovereenkomsten met Microsoft zijn overeengekomen. Zodoende is er vrijwel geen concurrentie. Volgens de Nederlandse advocaat Matthieu Paapst is dat in strijd met de EU-wetgeving.
Voor dit onderzoek hebben negen Europese journalisten gedurende drie maanden economen, it-managers, beveiligingsexperts en politici uit twaalf Europese landen ondervraagd. Ook de Europese Commissie en het Europees Parlement werden ondervraagd. Microsoft wilde niet reageren op vragen van de journalisten.