Al jarenlang horen we over de grote belofte van cloudgaming. Het idee dat je in de toekomst geen dure console of gaming-pc meer nodig hebt en een snelle internetverbinding voldoende is, werd in 2009 voor het eerst geopperd door het bedrijf OnLive, dat een kleine settopbox introduceerde waarmee gebruikers games konden streamen via het internet. OnLive is inmiddels over de kop gegaan, maar verschillende bedrijven hebben zich ook op de techniek gestort, waaronder Nvidia en Valve, die allebei software aanbieden waarmee je thuis over je lokale netwerk games van een pc naar een ander scherm kunt streamen.
Nvidia beperkt zich niet tot streaming binnenshuis. Sinds 2013 werkt het bedrijf aan GeForce Now, een cloudstreamingdienst waarbij games daadwerkelijk draaien in datacenters van Nvidia die zich op honderden kilometers afstand bevinden. Tot nu toe had GeForce Now twee grote beperkingen: het draaide alleen op Nvidia's eigen Shield TV-mediaspeler en echt nieuwe games waren in het aanbod ver te zoeken.
Beide punten worden later dit jaar aangepakt: het wordt dan mogelijk om GeForce Now op een pc of Mac te draaien en - veel belangrijker - gebruikers krijgen zelf de mogelijkheid om games op Nvidia's cloudservers te installeren. Je bent dan niet meer afhankelijk van het aanbod van Nvidia en hoeft geen maandelijks abonnement te betalen. Wil je per jaar maar één toptitel spelen? Dat kan dat.
Nvidia werkt hiervoor samen met alle grote bekende digitale contentplatformen, waaronder Steam, Battle.net, Origin, Uplay en GOG. Daarnaast worden sommige free-to-play games, zoals World of Tanks, ook ondersteund. Het is dus de bedoeling dat jij als gebruiker de game koopt - net zoals je dat zou doen voor een lokale installatie - en hem daarna bij de Nvidia-servers stalt. Vervolgens installeer je de applicatie op een pc of Mac en je kunt overal waar je een internetverbinding hebt spelen. Daarnaast kun je hem ook natuurlijk gewoon thuis draaien, je bent immers eigenaar van de game.
Voor die-hard pc-gamers is dit natuurlijk niet zo interessant en Nvidia hoopt dan ook juist de mensen te bereiken die wel graag pc-games zouden spelen, maar niet het geld overhebben voor een pc met snelle cpu en krachtige videokaart. Daarnaast biedt dit Mac-gebruikers de mogelijkheid om alle games die voor Windows gemaakt zijn op hun systeem te spelen.
Verbazingwekkend goed
Het idee klinkt veelbelovend, maar hoe goed werkt het in de praktijk? Tijdens CES konden we op de Nvidia-stand voor het eerst kennismaken met de techniek, al ging het niet om een compleet realistische opstelling. Op een beurs als CES is het internet zo wisselvallig en langzaam dat Nvidia het niet aandurfde om daadwerkelijk vanuit een datacenter kilometers verderop te streamen en daarom draaiden ze een 'lokale cloud'. Daarop stonden Rise of the Tomb Raider en The Witcher 3 geïnstalleerd, die we op een Macbook Air, iMac, Dell XPS 13 en all-in-one van HP hebben kunnen spelen.
Als speler heb je nauwelijks door dat de game extern draait; het enige dat verraadt dat het om streaming gaat is dat het icoontje op je desktop om de game te starten voorzien wordt van een klein Nvidia-logo. Ook tijdens het spelen was er maar weinig dat erop duidde dat al het rekenwerk op een andere machine gebeurde. In scènes met veel detail en snelle beweging, zoals een cutscene met een lawine in Tomb Raider, zagen we van dichtbij wel wat lichte compressieartefacten, maar eerlijk gezegd hadden we het erger verwacht.
Ook de inputlag viel ons mee, al zal dit uiteindelijk compleet afhangen van de snelheid van je internetverbinding en de afstand tot het datacentrum van Nvidia. Daar komt bij dat Nvidia games uitgezocht had die zich er goed voor lenen; zowel The Witcher als Tomb Raider zijn relatief 'traag' en vereisen niet het snelle soort input dat je bij een vechtspel of racegame nodig hebt.
Nvidia verwacht uiteindelijk een totale latency, dus van het moment dat je als speler input geeft totdat het frame weer terug is op je scherm, van maximaal 100ms. Voor fanatieke gamers is dat te hoog, maar we kunnen ons goed voorstellen dat de groep gamers die Nvidia hiermee wil bereiken er prima mee uit de voeten kan. Onze ervaring is dat je hersenen zich onbewust al snel aanpassen aan inputlag en hiervoor gaan compenseren. Waar de grens ligt tussen acceptabele en onacceptabele latency zal uiteindelijk per persoon verschillen.
Niet goedkoop
Eind maart gaat de eerste bètaperiode van start in de Verenigde Staten, waarbij gamers de keuze krijgen uit twee verschillende opties: gamen op het equivalent van een GeForce GTX 1060 of gamen op GTX 1080-niveau. Kies je voor dat laatste, dan kun je maximaal in 1080p met 60fps streamen. Op dit moment zijn er maar weinig games waarbij een GTX1080 op die resolutie geen 60fps haalt, dus voorlopig lijkt Nvidia genoeg rekenkracht achter de hand hebben. De kracht van de rekencentra zal meegroeien met de hardware in pc's, dus wanneer Nvidia met een opvolger van de GTX1080 komt, zal deze ook gebruikt worden voor GeForce Now.
De prijzen voor de dienst staan nog niet in steen gehouwen, maar Nvidia gaat voor de bètaperiode uit van 25 dollar voor twintig uur gamen op GTX1060-niveau of tien uur gamen op GTX1080-niveau. Voor de grootverbruiker loopt het dan al snel in de kosten, maar voor wie slechts enkele games per jaar speelt kan het best uit. Reken maar mee: stel, je speelt per jaar drie toptitels en besteedt aan die games ongeveer twintig uur per stuk. Per game kom je dan grofweg uit op 110 euro voor aanschaf en spelen, of 330 euro in totaal. Je bespaart echter op de aanschaf van een game-pc, of in ieder geval een high-end-videokaart als een GTX1080 die op moment van schrijven begint bij meer dan 600 euro.
Op papier heeft Nvidia met GeForce Now een interessante dienst in handen die afgaande op wat wij op CES konden testen een hele degelijke game-ervaring biedt. We zullen de ontwikkelingen goed in de gaten blijven houden en zijn benieuwd of Nvidia erin zal slagen om de grote belofte van gamestreaming nu eindelijk werkelijkheid te laten worden.