Hackers hebben zich maandenlang op systemen van The New York Times gericht, waarbij ze inbraken op computers en wachtwoorden van personeel ontvreemdden. Volgens de krant kwamen de aanvallen uit China en zijn ze begonnen na een kritisch stuk over de Chinese minister-president.
De systemen van de New York Times zouden vier maanden lang doelwit zijn geweest van aanvallen uit Chinese hoek. De krant nam beveiligingsexperts in de hand om de aanvallen af te weren en te onderzoeken. De hackers zouden eerst ingebroken hebben op systemen van Amerikaanse universiteiten en de aanvallen op de NYT via die systemen hebben uitgevoerd. De aanvallers gebruikten malware om toegang te krijgen tot het netwerk van de krant.
Volgens het beveiligingsbedrijf van de NYT, Mandiant, zijn de aanvalsmethode en de gebruikte malware te relateren aan eerdere aanvallen van Chinese hackers. Regelmatig wordt gesuggereerd dat het Chinese militaire apparaat betrokken is bij dergelijke aanvallen. De New York Times zegt dat het begin van de aanvallen samenviel met de publicatie van een kritisch artikel over de Chinese minister-president Wen Jiabao, die een fortuin zou hebben vergaard met allerlei zakelijke deals.
De hackers zouden uiteindelijk de zakelijke wachtwoorden van elk personeelslid in handen hebben gekregen. Ze zouden de wachtwoorden hebben gebruikt om toegang te krijgen tot systemen van 53 medewerkers; slechts enkele daarvan zouden van redacteuren zijn. Er zouden geen persoonlijke gegevens van abonnees in het geding zijn geweest; de hackers zochten nadrukkelijk naar informatie met betrekking tot het stuk over Wen Jiabao. Mandiant en de NYT claimen dat de beveiliging aangescherpt is en dat de hackers geen toegang meer hebben. Het incident is de laatste in een reeks aanvallen op Westerse bedrijven, waarbij naar China verwezen wordt wat betreft de herkomst.