Tony van Rooij van het instituut voor verslavingszorg IVO deed samen met de afdeling Maatschappelijke Gezondheidszorg van het Erasmus MC onderzoek naar gameverslaving en constateerde dat ongeveer 12.000 tieners verslaafd zijn.
Uit het onderzoek van Van Rooij blijkt dat 3 procent van de tieners die online games spelen, verslaafd genoemd kan worden aan het via het internet spelen van videogames met andere personen. Dat is 1,5 procent van alle Nederlandse jongeren van 13 tot en met 16 jaar, wat neerkomt op zo’n 12.000 tieners. Tony van Rooij, niet alleen werkzaam bij het IVO, instituut voor verslavingszorg, maar ook student aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam, deed onderzoek naar gameverslaving onder Nederlandse tieners en werkte daarin samen met de afdeling Maatschappelijke Gezondheidszorg van het Erasmus MC. De resultaten zijn gebaseerd op een meerjarig onderzoek van Van Rooij, waarin hij schoolgaande tieners een vragenlijst liet invullen onder toezicht van een leraar.
Daarin geeft 3 procent van de tieners aan moeite te hebben met het stoppen met spelen van onlinegames en dat ze zo veel spelen dat hun huiswerk eronder lijdt. Gamen blijkt bovendien de meest verslavende van alle activiteiten die tieners online ontplooien. Van Rooij verwacht dan ook dat de groep gameverslaafden zal toenemen.
Verslaving aan videogames is gerelateerd aan diverse negatieve verschijnselen, zoals gevoelens van depressie, eenzaamheid, angst om zich in een sociale omgeving te begeven en een negatief zelfbeeld. Verslavingszorginstellingen blijken in de laatste jaren met enige regelmaat te maken te krijgen met gameverslaafde jongeren. Ook preventiemedewerkers op scholen krijgen steeds meer vragen van ouders over hoe om te gaan met gameverslaving. Onlinegamers die goede vriendschappen hebben, zowel online als in het echt, lijken iets minder last te hebben van de negatieve gevoelens. Dit geldt zelfs voor ernstig gameverslaafden. Overigens ontdekte van Rooij dat het vrijwel uitsluitend jongens zijn die verslaafd raken aan onlinegames en dat twee derde daarvan in het vmbo zit.