Belg zijnde heb ik in de eerste plaats de Belgische overheden voor ogen, maar de tekst gaat grotendeels op voor overheden tout court.
Natuurlijk ontbreekt een centrale visie op ICT bij de overheid: de verschillende ministeries zijn immers aparte eilandjes. Elk ministerie heeft zijn eigen hiërarchie en in het slechtste geval hebben zelfs aparte onderdelen hun eigen hiërarchie (om autonomieredenen) die niet noodzakelijkerwijze verantwoording moet afleggen aan het ministerie zelf. Als het al moeilijk is om een informaticamaatregel door te voeren binnen één ministerie, begin er dan maar eens aan voor de hele staat
In België werd tot dat doel
FedICT opgericht: een overkoepelend overheidsorgaan voor ICT. In praktijk functioneert deze overheidsdienst ook als interimkantoor voor ICT-personeel bij de overheid, dmv. de VZWs
Smals en
egov.
Successen? Zeker: de eID en Tax-On-Web zijn concrete resultaten voor de burger. Een ander geslaagd project is de Kruispuntbank der Ondernemingen, iets minder zichtbaar voor de burger, dat oa. het rijksregister, de sociale zekerheid en de belastingen aan elkaar koppelt. Toch schiet FedICT in zijn mogelijkheden tekort.
Dat ligt niet zozeer aan FedICT zelf, maar wel aan bovenvermelde eilandenstructuur. Mensen van FedICT worden projectmatig ingeschakeld bij de verschillende FODs (het Belgische equivalent van een ministerie) wanneer er horizontale communicatie nodig is. Als de overheid echt een totaalvisie had dan zou de volledige ICT overgehemeld worden naar FedICT en zou men kunnen gaan naar één uniforme omgeving. In concretere termen: de (federale) overheid draait aan de clientzijde nagenoeg volledig op het Windows-platform, maar verspreid over tientallen forests, honderden domeinen en duizenden werkgroepen. Een optimist kan hier een vorm van beveiliging in zien, maar ik noem het een puinhoop wanneer ik zie hoeveel moeite het kost om zelfs maar
ad hoc bestanden uit te wisselen tussen twee overheidsdiensten.
Problemen met dataveiligheid volgen eigenlijk uit deze puinhoop. Er is geen mogelijkheid om fatsoenlijk te monitoren wie welke data raadpleegt. Er is data waarvan men niet weet dat men ze heeft en die ergens op een vergeten server onder een bureautafel rondslingert. Of men kent de server wel maar diegene die het wachtwoord wist is op pensioen. Het kan allemaal erger: men print data uit om ze naar een andere overheidsdienst te sturen per post waar ze opnieuw overgtypt moet worden. Men gebruikt Google Docs of, godbeterd, Rapidshare om bestanden uit te wisselen. Of een USB-stick die dan op straat terecht komt en een schandaal veroorzaakt. De voorbeelden zijn eindeloos.
In deze tijden van decentralizatie is het misschien vloeken in de kerk, maar als het van mij afhangt mag er gerust een centrale macht voor informatica bij de overheid komen die beslissingen kan nemen die voor het hele rijk gelden, zonder dat er individueel onderhandeld moet worden met elke overheidsdienst. Dan kunnen deze zich ook richten op hun core-business: administratie. Hier schiet de burger echt wel mee op.
---
Nog een klein addendum omdat hier - en in de media - graag op de overheid geschoten wordt. Een overheidsadministratie is niet te vergelijken met een privébedrijf.
Eerst en vooral is er de schaalgrootte: de overheid is een immense organisatie; en hoe groter een organisatie, hoe moeilijker het is een beleid te voeren. Dat geldt voor privé-firma's evenzeer, terwijl zij vaak een duidelijkere hiërarchische structuur hebben - dwz. iemand die beslissingen nemen kan die dwingend zijn.
De werknemers hebben een ander statuut - ambtenaar - dat enkele vervelende neveneffecten met zich meebrengt, zoals de beperkte sanctioneringsmogelijkheid en een regime waarin loon naar werken zelden het geval is. Het resultaat is dat er vaak, vooral op sleutelposities, personen zitten die houden van een status quo en desnoods elke vorm van modernisering tegenwerken.
Wat externe firma's betreft wordt gewerkt met openbare aanbestedingen, een systeem dat weliswaar creativiteit toelaat maar de speelruimte inzake leveringen van goederen en diensten beperkt. Een overheid kan enkel bestellen uit de catalogus die voor de overheid voorzien is op basis van het lastenboek. Deze is steeds van bepaalde duur. Een concreet voorbeeld: je bestelt Dell-servers het ene jaar en het volgende jaar kan je enkel en alleen HP-servers bestellen.
Budgettair is er vaak een pervers systeem waarbij begrotingen berekend worden op de uitgaven van het vorige jaar, waardoor een zekere verspilzucht aangemoedigd wordt. Dan krijg je het fenomeen dat op het einde van het jaar budgetten uitgeput worden aan nutteloosheden om volgend jaar zeker geen kleiner budget te hebben want men verwacht het volgende haar hogere kosten omwille van een of ander project. Het gezond verstand zou het overschot overhemelen naar het volgende jaar, maar om een of andere reden blijkt dat heel moeilijk (geen idee waarom, staatsboekhouding is niet mijn sterkste kant).
Tenslotte is er ook nog de factor politiek. De ICT van de overheid verkoopt weinig stemmen. Budgetten gaan liever naar projecten die meer zichtbaarheid, ergo stemmen, opleveren. Daarnaast staat het informaticabeleid vaak haaks op verwachtingen van bepaalde klanten die van politiek belang zijn: in dat geval bindt het ICT management in ten voordele van de grillen van een politieke medespeler. En zoals aangehaald is er natuurlijk de beperkte duur van een politiek mandaat: men moet scoren binnen de vier jaar: een zeer korte tijdsspanne om een log overheidsapparaat een revolutie te doen doormaken naar een goed geöliede machine. Met bovendien het risico dat de opvolger een bocht van 180° neemt ten opzichte van het vorige beleid.
Kortom: in een organisatie zoals de overheid wonderen verrichten is niet vanzelfsprekend.
[Reactie gewijzigd door YellowOnline op 23 juli 2024 05:23]