Een onderzoeksgroep die zich met hoog-energetische deeltjes bezighoudt, denkt dat toekomstige deeltjesversnellers niet alleen zeer klein, maar ook zeer goedkoop kunnen worden. Plasma zou grote lineaire versnellers overbodig maken.
Deze verwachting is gebaseerd op een idee dat uit 1979 stamt: in plaats van een deeltjesversneller die de energie van deeltjes met potentiaalverschillen en magneten langzaam opbouwt, is het ook mogelijk om plasma te gebruiken om elektronen van energie te voorzien. Door met een laserstraal de elektronen in het plasma opzij te duwen, ontstaan in het plasma gebieden met hoge en lage dichtheden, die zich vertalen in potentiaalverschillen. Op deze manier kunnen elektronen over een zeer geringe afstand grote hoeveelheden energie oppikken, in de orde van een GeV. Daarmee zouden grote deeltjesversnellers overbodig worden.
Oudere plasma-versnellers hadden echter enkele nadelen. Een daarvan is dat de energie die de elektronen meekrijgen, sterk varieert. Ook was de energie veel te klein om zinvolle experimenten mogelijk te maken. In 2004 werd een manier bedacht om deze problemen grotendeels te verhelpen. Door de laserstraal op een bepaalde manier te manipuleren, wisten onderzoekers de dichtheidsverschillen van de elektronen in het plasma zodanig te bewerken dat vrijwel alle elektronen dezelfde energie van ruim 1GeV kregen. In 2007 wist de wetenschapper Thomas Katsouleas zelfs een straal elektronen met een energie van 85GeV te produceren: meer dan interessant voor fundamenteel natuurkundig onderzoek.
Katsouleas smokkelde wel: in plaats van een laser gebruikte hij een straal elektronen die door de Slac-deeltjesversneller een energie van 42GeV hadden gekregen. Net als de laser zorgde de elektronenbundel voor dichtheidsverschillen in de elektronenwolk van het plasma, waardoor de benodigde potentiaalverschillen onstonden om de elektronen te versnellen. Net als bij eerdere experimenten bleken echter lang niet alle elektronen dezelfde energie mee te krijgen, en anders dan een laserkanon kon de Slac niet zodanig worden gemanipuleerd om dit probleem op te lossen.
De hoog-energetische elektronenstralen uit de plasma-versnellers zouden gebruikt kunnen worden om röntgenstraling op te wekken om zo (sub)atomaire deeltjes zichtbaar te maken of om kleinere structuren in halfgeleiders te etsen. Door plasma-versnellers naast een conventionele deeltjesversneller te gebruiken, zou de energie van de elekronenstralen drastisch kunnen stijgen, terwijl de plasma-versnellers slechts een fractie van de ruimte van reguliere versnellers innemen. Ook zijn de kosten veel lager dan die van lineaire of ronde deeltjesversnellers.
Binnen enkele jaren zouden plasma-versnellers om röntgenstralen mee op te wekken gemeengoed kunnen zijn. Een versneller die zo'n 500GeV kan halen - goed genoeg om elementaire deeltjes te onderzoeken - zou tegen 2025 haalbaar zijn. In maart van dit jaar zal het Amerikaanse Department of Energy beslissen welke techniek het meest veelbelovend is en overheidsfinanciering zal krijgen: de plasma-versnellers die op basis van lasers werken, of de versnellers die met 'voorversnelde' elektronenstralen werken, aldus New Scientist.
