Het European Institute of Technology, dat de Europese tegenhanger moet worden van Amerikaanse instituten zoals het befaamde MIT, kan mogelijk al komend najaar van start. EU-onderwijsministers hebben op het gebied van de financiën overeenstemming bereikt.
Eurocommissaris voor Onderwijs Jan Figel noemde het feit dat het Europese British Petroleum een half miljard dollar onderzoeksgeld aan een Amerikaanse universiteit beschikbaar had gesteld, als een van de redenen dat Europese Commissie heeft besloten om meer Europese onderzoeksinitiatieven te ontwikkelen. Oorspronkelijk was het de bedoeling dat er daadwerkelijk een naar het MIT gemodeleerde instituut zou komen. Er kon echter geen overeenstemming worden bereikt over welk land met de eer mocht gaan strijken om een dergelijk 'center of excellence' op zijn grondgebied te hebben. Het gevolg was een compromis: het EIT wordt goeddeels een 'virtueel' instituut, een samenwerkingsverband tussen verschillende Europese universiteiten. Mogelijk komen er wel een aantal fysieke onderzoekscentra van beperkte omvang, circa zestig steden in Hongarije, Oostenrijk, Polen en Slowakije hebben voorstellen ingediend om dergelijke centra te huisvesten.
Het instituut krijgt veel minder geld dan oorspronkelijk beraamd. De komende vijf jaar komt er een schamele 300 miljoen euro uit de geldkraan, terwijl de opstellers van de aanvankelijke plannen een budget van 2,4 miljard euro voorzagen voordat het EIT zijn eerste lustrum viert. Er wordt wel gepoogd het bedrijfsleven te porren om geld in het instituut te pompen; als alle aangeschreven bedrijven akkoord gaan komt er nog eens 600 miljoen euro in het laatje terecht. Het Europees Parlement stemt naar verwachting in juli over het eindvoorstel voor de oprichting van het EIT. Als alles goed gaat kan het instituut dan voor het eind van het jaar van start gaan.