Nadat Brussel eind vorig jaar besloot tot de oprichting van het European Institute of Innovation and Technology, heeft nu het Europese Parlement met de oprichting ingestemd. Dat betekent dat het instituut nog deze zomer van start kan gaan.
Het instituut wordt virtueel in de zin dat er geen centrale campus komt, zoals oorspronkelijk was beraamd. De EU-lidstaten zijn het niet eens geworden over de vraag in welk land het topinstituut zou moeten verrijzen. Nederland heeft in het debat over het EIT gepleit voor de virtuele variant: een netwerk van departementen op bestaande universiteiten en onderzoeksinstellingen, maar ook bedrijven.
Het EIT zal universiteiten, onderzoeksinstellingen en bedrijven selecteren die knowledge and innovation communities zullen heten. Deze moeten elk uit minimaal drie partners bestaan, die zetelen in tenminste twee EU-lidstaten. Daarnaast is er nog de eis dat er minimaal één universiteit en één bedrijf in een dergelijke community zitten. Deelnemende universiteiten zullen worden aangemoedigd om hun diploma's van het EIT-label te voorzien.
In de eerste anderhalf jaar nadat het instituut van start is gegaan, zullen er twee of drie kic's worden geselecteerd die zullen worden ingezet om de EU te assisteren in "gebieden die de Unie helpen huidige en toekomstige problem aan te kunnen", zoals klimaatverandering, energievoorziening en ict.
De Europese Commissie schat dat er voor de eerste zes jaar 2,4 miljard euro in het instituut moet worden gepompt. Voor de periode 2008-2013 is er een eerste bedrag van 308 miljoen euro aan overheidsgeld vrijgemaakt. Een groot deel van het budget moet door het bedrijfsleven worden opgehoest.
Europarlementariër Reino Paasilinna benadrukte de rol van het woord 'innovation' in de naam van het instituut, en stelt dat de oprichting van het EIT betekent dat 'onze briljante studenten en onderzoekers' een partner krijgen om hun onderzoeksresultaten in commercieel levensvatbare producten om te zetten.