De afdeling Informatie- en Communicatietechnologie van het TNO heeft in opdracht van het ministerie van Economische Zaken een protocol opgesteld voor het testen van de kwaliteit van VoIP-verbindingen. De aanleiding hiervoor is dat het Europees en nationaal telecombeleid, verantwoordelijk voor de bescherming van de belangen van de consument, alleen voor VoIP nog geen meetmethode voor de kwaliteit had ontwikkeld. De kwaliteit van een VoIP-verbinding wordt gebaseerd op de luisterkwaliteit, spreekkwaliteit, interactiekwaliteit, deel van de gespreksoproepen dat leidt tot een verbinding (de zogenaamde Call Completion Rate) en het percentage gesprekken dat niet voortijdig wordt afgebroken (de Call Success Rate). Met het ontwikkelen van deze meetmethode en dit testprotocol is er volgens het TNO een standaardprocedure die door andere partijen kan worden herhaald of die het TNO in opdracht kan uitvoeren.
Naast het ontwikkelen van deze standaard heeft het TNO in september en oktober 2005 ook een voorzichtige test uitgevoerd met acht VoIP-aanbieders in Nederland. Vanwege de kleine schaal van het onderzoek durft de organisatie geen harde conclusies te trekken en blijven de onderzochte providers ook anoniem. Wel meldt het TNO dat uit het experiment blijkt dat slechts één provider geluidskwaliteit weet te bieden die gelijk is aan het koperen telefoonnet. Vooral de spreekkwaliteit is in alle gevallen inferieur vanwege het hinderlijke aan- en uitschakelen van achtergrondruis. Ook de vertraging tussen zender en ontvanger is in alle gevallen groter dan op het reguliere telefoonnetwerk, alhoewel dit meestal niet tot merkbare hindernis leidt. VoIP via de computer gaf wel hinderlijke vertragingen, wat interactie tussen de gespreksdeelnemers daadwerkelijk bemoeilijkte. De globale conclusie is daarom dat gemiddeld de huidige VoIP-kwaliteit gelijk is aan dat van het GSM-netwerk in Nederland.
Wat betreft het verbindings- en gesprekssucces bleken de acht VoIP-aanbieders het er beter vanaf te brengen. Verbinding leggen via VoIP bleek in bijna alle gevallen te lukken, en ook het onderhouden van een gesprek van drie minuten ging bij zeven van de acht providers altijd goed. Een VoIP-provider die via de computer werkt, wist meer dan de helft van de gesprekken binnen drie minuten ongewild te verbreken. Als laatste testte het TNO hoe goed VoIP zich leent voor het bereiken van het alarmnummer 112. Hierbij traden problemen op met het gebruik van IP- en MAC-adressen voor adresbepaling van de beller. Ook terugbellen was in sommige gevallen niet mogelijk. Daarnaast kunnen VoIP-providers in mindere mate verplicht worden om de netwerkbeschikbaarheid te garanderen en is het gebruik van 112 in sommige gevallen niet gratis vanwege de kosten die bij sommige internetabonnementen betaald moeten worden voor het VoIP-dataverkeer.
