Linux-distributeur Red Hat wil ervoor gaan zorgen dat de Xen virtualisatiesoftware binnenkort een standaardonderdeel gaat vormen van de Linux-kernel. Dit heeft het bedrijf laten weten bij monde van Brian Stevens die onlangs is aangesteld bij het bedrijf als Chief Technology Officer. Het bedrijf is van mening dat Xen inmiddels geschikt genoeg is om te worden opgenomen in de Linux-kernel en is daarom bereid om ontwikkelaars en overige middelen in te zetten om deze taak te volbrengen.
De virtualisatiesoftware Xen, die oorspronkelijk is ontwikkeld op de Universiteit van Cambridge, heeft inmiddels een flinke populariteit weten te vergaren. Verschillende belangrijke bedrijven ondersteunen de virtualisatietechnologie voor Linux, waaronder Novell, Intel, AMD, HP, IBM en dus ook Red Hat. Dit laatste bedrijf heeft onlangs zes nieuwe ontwikkelaars in dienst genomen die zijn gespecialiseerd in virtualisatie en nu dus als belangrijkste taak hebben om de Linux-kernel beter te laten werken onder Xen. Red Hat heeft al de nodige ervaring opgedaan met het virtualisatiepakket, aangezien de laatste versie van Red Hats gratis distributie Fedora Core 4 is voorbereid voor Xen. Andrew Morton, de hoofdontwikkelaar van de Linux 2.6-kernelserie, staat positief tegenover de plannen van Red Hat maar kan nog niet zeggen of Xen ook daadwerkelijk op korte termijn in de kernel wordt opgenomen. Hij zal eerst moeten overleggen met andere belanghebbende, waaronder XenSource, Intel, Red Hat en IBM, maar ook VMWare. Op basis van die gesprekken zal hij een beslissing nemen, zo laat hij weten.
In tegenstelling tot andere virtualisatiepakketten, zoals VMWare of Usermode Linux (UML), werkt Xen niet onder een 'host'-besturingssysteem. Xen heeft namelijk een eigen kernel waarop de diverse andere besturingssystemen kunnen werken. Xen verdeelt de diverse bronnen zoals processortijd, geheugen en netwerkbandbreedte over de besturingssystemen zoals een normaal besturingssysteem dit verdeelt over de programma's die er op draaien. Het gevolg hiervan is dat de prestaties van Xen aanzienlijk beter zijn dan virtualisatiesoftware die werkt zoals VMWare of UML. Het nadeel is echter dat Xen geen complete computer emuleert en de besturingssystemen die onder Xen werken hieraan aangepast moeten worden. Xen is dan ook niet ontwikkeld om standaard besturingssystemen te kunnen draaien, maar bedoeld voor gebruik op servers waarbij de virtualisatie een betere afscherming biedt van de diverse services die op een server draaien.
De ontwikkelaars van Xen zijn uiteraard blij met het initiatief van Red Hat. Ian Pratt, de hoofdontwikkelaar van Xen, stelt dat Xen wel al eerder in de kernel had kunnen worden opgenomen, maar dat diverse factoren dit hebben tegengehouden. Eind dit jaar komt versie 3 van Xen uit die enkele belangrijke verbeteringen biedt en daarom een mooi moment vormt om Xen definitief in de Linux-kernel op te nemen. Deze nieuwe versie ondersteunt zaken als Physical Address Extension (PAE) en Intels Virtualisation Technology. Ook AMD's Pacifica zal in de toekomst ondersteund worden. Wanneer deze laatste twee technologieën beschikbaar zijn is het in principe niet meer noodzakelijk om een besturingssysteem aan te passen voordat dit onder Xen kan functioneren.