Het Nederlandse kabinet gaat providers voorlopig niet verplichten om snel internet aan te leggen in buitengebieden. Dat laat minister van Economische Zaken en Klimaat Micky Adriaansens weten in een Kamerbrief. De staatssteun van 160 miljoen euro die voor de aanleg gepland was, is geschrapt.
De minister schrijft dat telecomproviders momenteel nog uit zichzelf investeren in snel, vast internet in buitengebieden en dat deze marktdynamiek 'niet dient te worden verstoord'. Ook zouden er draadloze alternatieven zijn, zoals 3G of 4G, straalverbindingen en low earth orbit-satellieten, die voor een betere internetconnectie moeten zorgen. Wel zegt Adriaansens dat dat slechts tijdelijke alternatieven zijn, in tegenstelling tot een 'toekomstvaste' bedrade verbinding.
Volgens Adriaansens zijn er momenteel nog zo'n 31.500 woningen in het buitengebied van Nederland die nog niet beschikken over vast internet van minstens 100Mbps, wat neerkomt op zo'n 0,6 procent van de huishoudens. Ongeveer 25.000 daarvan heeft een gemiddelde snelheid van slechts 30Mbps.
Het kabinet was vorig jaar nog van plan om deze adressen met staatssteun te voorzien van snel internet. Waar mogelijk moest het gaan om een glasvezelaansluiting, en voor een klein gedeelte moest er een draadloze oplossing komen. Dit zou gaan om een steunbedrag van minimaal 160 miljoen euro. Volgens Adriaansens is deze staatssteun echter voorlopig van tafel geveegd, vanwege 'de vele andere uitdagingen waar we als Nederland nu voor staan'.
Dat wil niet zeggen dat staatssteun helemaal wordt uitgesloten. Indien de meerderheid van de consumenten nog hogere snelheden gaat afnemen, en draadloze opties niet meer kunnen voorzien in die snelheden, kan dit weer worden overwogen. Pas als staatssteun geen soelaas biedt, kan als laatste optie besloten worden om providers te verplichten sneller internet aan te leggen.
In 2018 had Nederland als doel gesteld dat binnen vijf jaar iedere inwoner moest beschikken over snel internet van minimaal 100Mbps. Ook was het de bedoeling dat een grote meerderheid moest beschikken over een verbinding van 1Gbit/s. Toen beschikte 3 procent van de Nederlanders over 1Gbit/s-internet. Momenteel is dat ongeveer 98,5 procent.