De European Robotic Arm van de Europese ruimtevaartorganisatie ESA wordt op 21 juli gelanceerd naar het internationale ruimtestation ISS. De eerste ideeën voor de robotarm ontstonden al 35 jaar geleden en het is Nederlands duurste ruimtevaartproject.
De European Robotic Arm is een elf meter lange robotarm met zeven gewrichten. De arm kan geprogrammeerd worden en autonoom over het Russische deel van het internationale ruimtestation bewegen. De ERA ziet er uit als een passer en kan zich ook hand-over-hand verplaatsen, over drie vaste bevestigingspunten op de nieuwe Russische Nauka-module, die samen met de robotarm aan het ISS bevestigd zal worden.
Een unieke eigenschap van de ERA is dat de robotarm zowel van binnen als buiten het ISS bediend kan worden. Buiten zit een paneel met knoppen dat speciaal is ontworpen zodat het door astronauten in een ruimtepak te bedienen is. De robotarm heeft een nauwkeurigheid van 5mm en een handelingssnelheid van maximaal tien centimeter per seconde.
De arm wordt samen met een nieuwe Russische laboratoriummodule naar het ISS gebracht. Het eerste doel van de arm is om een aantal onderdelen van die module te installeren. De ERA kan taken aan de buitenkant van het ruimtestation uitvoeren die nu door astronauten worden gedaan. Dergelijke ruimtewandelingen, of extravehicular activities, zijn risicovol en kosten veel geld. De robotarm kan astronauten ook assisteren bij eva's, bijvoorbeeld door dienst te doen als een soort hoogwerker.
Duurste Nederlandse ruimtevaartproject
De kosten voor de European Robotic Arm zijn in de afgelopen decennia opgelopen tot zo'n 360 miljoen euro. Nederland heeft twee derde daarvan betaald. Dat maakt de ERA het duurste Nederlandse ruimtevaartproject. De robotarm is een ESA-project waar een consortium van Europese bedrijven aan heeft gewerkt onder leiding van Airbus Defence and Space Nederland. Dat bedrijf heette eerder Dutch Space en dat was op zijn beurt een afsplitsing van de Nederlandse vliegtuigfabrikant Fokker.
Tumultueuze ontwikkeling met veel uitstel
De robotarm is al sinds 1985 in ontwikkeling en heeft verschillende toepassingen gehad. Aanvankelijk was ERA onderdeel van de plannen voor het Europese Space Shuttle-alternatief Hermes. Dat ruimteveer werd in 1992 geschrapt, maar de arm bleef bestaan en kreeg een nieuwe toepassing in het geplande Russische ruimtestation MIR-2. Dat station kwam er echter ook nooit, waarna de ERA weer een nieuwe bestemming kreeg: het ISS. Sinds 2005 ligt dat uiteindelijke doel en de positie van de robotarm vast. De lancering had in 2012 al moeten plaatsvinden, maar de Russische Nauka-module, waar de ERA een plekje op krijgt, werd door technische tegenslagen meermaals uitgesteld. Vorig jaar werd bekend dat de lancering, inclusief de Europese robotarm, dan toch echt zou gaan plaatsvinden in juli 2021.
Lancering op 21 juli
De lancering staat gepland voor woensdag 21 juli. Daarmee is de lancering weer iets uitgesteld; tot vorige week donderdag was het plan nog om de raket met de Russische module en robotarm op 15 juli te lanceren. Bij de voorbereidingen van de lancering werd echter ontdekt dat een aantal instrumenten die gebruikt worden om de module naar de definitieve positie te manoeuvreren, niet voorzien waren van een beschermende thermische deken.
De ERA is bevestigd aan de Nauka-module, die met een Russische Proton-M-raket vanaf het Bajkonoer Kosmodroom in Kazachstan gelanceerd zal worden. In een kleine tien minuten brengt de raket de module in een baan om de aarde op een hoogte van 196km. Vanaf dan duurt het nog zo'n acht dagen totdat de module dezelfde baan als het ISS bereikt. Dat bevindt zich op een hoogte van zo'n 400km.