Verschillende vormen van luchtverontreiniging zoals NO2, ozon en fijn stof worden vaak door elkaar gebruikt. Toch is het belangrijk een onderscheid te maken.
Luchtverontreiniging is in veel gevallen het gevolg van verbrandingsprocessen (bv. bij verwarming thuis, in industriële installaties en in het verkeer). Tijdens de verbranding ontstaat een complex mengsel van zowel gassen als zwevende deeltjes. Afhankelijk van de specifieke verbrandingsomstandigheden ontstaat er een andere mix van gassen en deeltjes.
Verkeer is de belangrijkste bron van het gas NO2, en is het ook een belangrijke bron van ultrafijn stof (PM0,1) en roetdeeltjes. Fijn stof is een mengsel van verschillende soorten deeltjes met verschillende groottes. Bij deeltjes kleiner dan 10 micrometer spreekt men van PM10, zijn ze kleiner dan 2,5 micrometer dan spreken we van PM2,5. Voor fijn stof (PM2,5 en PM10) is de uitstoot door huishoudens, voornamelijk door houtverbranding, belangrijker dan de uitstoot door verkeer.
NO2 is een van de voorlopers van ozon, een zeer reactief gas dat bestaat uit 3 zuurstofatomen (O3). Ozon wordt niet rechtstreeks uitgestoten maar ontstaat op zonnige en warme dagen onder invloed van temperatuur en zonlicht uit andere gassen. Het klinkt eigenaardig, maar in de steden en op plaatsen met de hoogste NOx-uitstoot zijn de ozonconcentraties meestal het laagst. Dit wordt ook wel de ‘ozonparadox’ genoemd. NOx bestaat uit een belangrijk deel stikstofmonoxide (NO). Dit NO breekt ozon (O3) terug af tot zuurstof (O2) en NO2. De mate van ozonvorming en -afbraak bepaalt de ozonconcentraties. In steden is er door vers uitgestoten NO relatief meer afbraak dan op het platteland. Vandaar dat er in meer landelijke gebieden met lagere NO2-concentraties meestal hogere ozonpieken zijn.
NOx spelen ook een rol bij de vorming van fijn stof. Een belangrijk deel (30 tot 40 %) van het fijn stof in de lucht wordt gevormd door reacties tussen gassen. Door reacties tussen NOx en ammoniak (NH3), dat vooral afkomstig is van de landbouw, ontstaan deeltjes ammoniumnitraat. Omdat deze deeltjes niet rechtstreeks zijn uitgestoten spreken we van ‘secundair’ fijn stof.
NO2 is dus niet alleen als afzonderlijk molecule een probleem, het kan ook bijdragen tot de vorming van andere stoffen die ook nadelige gezondheidseffecten hebben.
NO2 inademen is niet goed voor onze gezondheid. Stikstofmonoxide (NO) is minder gevaarlijk, maar wordt snel omgezet naar NO2 in onze atmosfeer. NO2 mag niet verward worden met CO2, dat een broeikasgas is, maar op zich geen gezondheidsrisico draagt. Het mag ook niet verward worden met stikstofgas (N2), dat het meest voorkomende gas is dat we dagelijks inademen en geheel ongevaarlijk is.
Inademen van NO2 kan irritaties van de luchtwegen veroorzaken. Langdurige blootstelling aan hoge concentraties van NO2 kan bijdragen tot de ontwikkeling van astma en infecties van de luchtwegen (piepende ademhaling, kortademigheid en hoesten). NO2 wordt gelinkt aan longschade, hart- en vaatziekten en dus ook vroegtijdige sterfte. Zowel korte episodes van hoge concentraties als langdurige blootstelling aan lage concentraties zijn schadelijk voor de gezondheid. Via zijn rol in de vorming van ozon en fijn stof kan NO2 ook indirect schade berokkenen.
Het Europees Milieuagentschap noemt NO2 als één van de drie polluenten met de grootste negatieve invloed op de volksgezondheid[SDC1] . De andere zijn fijn stof en ozon, waarvan in beide gevallen de concentratie ook wordt beïnvloed door NO2.
Omdat NO2 en dieselroet vaak samen voorkomen is het niet zo éénvoudig om de gezondheidseffecten van deze twee stoffen van elkaar te onderscheiden. Waar men vroeger dacht dat NO2 alleen een maat of ‘proxy’ was voor het totale mengsel van verkeersgerelateerde luchtvervuiling, wijzen nieuwe studies wel degelijk op een afzonderlijk effect van NO2.
Bron:
http://www.standaard.be/cnt/dmf20180222_03371353