Drie mannen zijn door de rechter veroordeeld voor medeplichtigheid aan internetoplichting. Ze zijn behulpzaam geweest bij het plegen van oplichting door anderen, die op internet smartphones hebben verkocht maar de toestellen nooit hebben geleverd.
De drie mannen zijn veroordeeld voor medeplichtigheid aan internetoplichting. Allen hebben ze een faciliterende rol gespeeld bij de oplichting. Een van de verdachten heeft een bedrijf ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en de gegevens en bankrekeningnummers doorgegeven aan onbekenden. Die onbekenden waren de eigenlijke oplichters en hebben de gegevens gebruikt om de mobiele telefoons te verkopen via een website. De verdachte zou hiervoor maandelijks een paar duizend euro ontvangen van de oplichters.
De tweede verdachte heeft zijn eigen bankrekeningnummer ter beschikking gesteld aan de oplichters en de derde verdachte heeft net als de eerste verdachte een bedrijf geopend en de rekeningnummers en benodigde gegevens doorgegeven aan twee onbekenden. Als tegenprestatie zou deze derde verdachte een deel van het geld krijgen. Volgens eigen zeggen heeft hij een bedrag van tussen de vijf- en zesduizend euro gepind voor de oplichters en hiervan mocht hij zelf 1250 euro houden. Voor de rechter verklaarde hij dat hij het wel raar vond, maar dat hij het geld nodig had voor zijn schulden.
In totaal zijn er een kleine dertig mensen opgelicht door de verkoop van mobiele telefoons op meerdere websites. De telefoons zijn nooit geleverd terwijl de kopers wel bedragen van een paar honderd euro hebben overgemaakt. De verdachten hebben zich niet direct schuldig gemaakt aan deze oplichtingspraktijken en hebben niet actief samengewerkt met de onbekenden, maar ze zijn volgens de rechter door hun gedragingen en handelingen wel behulpzaam geweest bij oplichting.
Volgens de rechter hadden de verdachten moeten weten dat de gegevens konden worden gebruikt voor het plegen van oplichtingen en zijn ze daarom medeplichtig aan oplichting. De officier van justitie had verschillende voorwaardelijke gevangenisstraffen geëist van vier weken en twee maanden, maar de rechter heeft aan twee verdachten taakstraffen voor de duur van 150 uur opgelegd. Eén verdachte kon om wettelijke redenen geen taakstraf krijgen en omdat de rechter een onvoorwaardelijke gevangenisstraf ongepast vond, kreeg deze verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken. Mede door het grote tijdsverloop in de zaak heeft de rechter lagere straffen opgelegd dan de officier had geëist. De daadwerkelijke oplichters zijn vooralsnog buiten schot gebleven.