Uit een uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens blijkt niet, zoals woensdag wordt bericht, dat een werkgever de algemene bevoegdheid heeft om privéberichten van een werknemer te lezen. Dit laat universitair docent arbeidsrecht Ivo van der Helm aan Tweakers weten.
In de Bărbulescu-uitspraak gaat het om een Roemeense werknemer die werd ontslagen omdat hij privéberichten stuurde met Yahoo Messenger, terwijl deze was bedoeld voor zakelijke communicatie. De werkgever had de berichten onderzocht in de veronderstelling dat deze van zakelijke aard waren. Vervolgens bracht Bărbulescu een aanklacht tegen zijn werkgever, omdat deze zijn grondrecht op bescherming van het privéleven zou hebben geschonden door de communicatie te onderzoeken. De Roemeense rechter oordeelde vervolgens dat de werkgever wel een dergelijk onderzoek mocht uitvoeren.
Het EHRM heeft in deze zaak slechts geoordeeld dat de Roemeense rechter in zijn uitspraak inderdaad de juiste afweging tussen het belang van de werkgever en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de werknemer had gemaakt. Want ook al geldt het grondrecht niet tussen burgers onderling, dan heeft de staat alsnog een verplichting om te zorgen dat deze rechten worden beschermd. In dit geval gebeurt dat door de rechter.
In verschillende media wordt deze uitspraak woensdag zodanig geïnterpreteerd, dat eruit voort zou vloeien dat een werkgever de algemene bevoegdheid heeft om privécommunicatie van werknemers in de gaten te houden. Die conclusie is echter niet direct te trekken volgens universitair docent Ivo van der Helm, verbonden aan de Universiteit Utrecht.
Hij laat verder aan Tweakers weten dat het EHRM in deze zaak eigenlijk alleen heel marginaal toetst of de nationale rechter de juiste afweging heeft gemaakt. Het Hof doet dan ook geen uitspraak over een algemene bevoegdheid van de werkgever om privécommunicatie in de gaten te houden. Werkgevers zouden ook in Nederland communicatie mogen onderzoeken, mits daar een geldige reden voor is.
Het zou om de vraag gaan of een werknemer een redelijke verwachting van privacy kan hebben. Zo zal er bij een zakelijk communicatiemiddel niet snel een inbreuk op dit recht zijn. In de zaak waar nu uitspraak over gedaan is, heeft de werkgever dan ook niet verdere privégegevens van de werknemer onderzocht. Daarmee is hij volgens de nationale rechter en het EHRM binnen de perken gebleven en is er dus ook geen privacyschending vastgesteld.
Deze uitspraak van het EHRM is volgens Van der Helm dan ook niet verrassend of überhaupt bijzonder interessant te noemen.